Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 5 augustus 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:5998
Feiten
Werkneemster is sinds 5 januari 1998 in dienst bij Stichting Evean Zorg (hierna: Evean). Evean heeft sinds 2015 diverse digitaliseringen doorgevoerd. Als gevolg van een medische oogaandoening is werkneemster niet in staat beeldschermwerk te verrichten. Daardoor kan werkneemster niet werken met de gedigitaliseerde administratie. Zij is voor digitale taken afhankelijk van hulp van collega’s. Op 21 september 2017 heeft Evean in een gesprek aangegeven dat deze aanpassingen in het werk met hulp van collega’s niet structureel kunnen zijn, zodat gezamenlijk gezocht moet worden naar structurele oplossingen. In dat kader heeft werkneemster op 5 oktober 2017 de bedrijfsarts bezocht. Met ingang van 16 oktober 2017 is werkneemster ziek gemeld voor 1,39%, betrekking hebbend op het digitale takenpakket dat zij niet kan uitvoeren. Vervolgens is werkneemster diverse malen behandeld en is arbeidsdeskundig onderzoek verricht. Uit dit onderzoek is gebleken dat werkneemster niet in staat is zelfstandig haar (volledige) functie van ‘Verzorgende C’ uit te oefenen en dat deze functie voor haar niet aan te passen is. In een gesprek op 10 oktober 2019 heeft Evean aan werkneemster meegedeeld dat hulp van een extra collega voor Evean geen oplossing is, omdat zij hiervoor een nieuwe werknemer in dienst zou moeten nemen. Hierna is werkneemster volledig ziek gemeld. Vervolgens is diverse malen gecorrespondeerd tussen werkneemster en Evean over de mogelijkheden en op 6 december 2019 heeft Evean in een e-mail aan werkneemster meegedeeld dat zij na intern overleg en onderzoek bij haar eerdere standpunt blijft dat de aanpassing die nodig is om werkneemster in staat te stellen haar eigen werkzaamheden te verrichten niet van Evean kan worden gevergd. In deze procedure vordert werkneemster hervatting van haar werkzaamheden, alsmede betaling van 98,61% va het volledige loon inclusief onregelmatigheidstoeslag vanaf 28 oktober 2019.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat hij niet twijfelt aan de vaardigheden van werkneemster, maar dat onder het bedongen werk ook digitale handelingen vallen. Tussen partijen is niet in geschil dat werkneemster dit digitale onderdeel van de functie niet kan verrichten. Niet is gebleken dat er reële mogelijkheden zijn waardoor werkneemster daartoe, met hulpmiddelen, binnen redelijke termijn wél in staat zou zijn. Werkneemster heeft zich uitdrukkelijk bereid verklaard tot het verrichten van het gedeelte van het werk waartoe zij wél in staat is. De kantonrechter is echter van oordeel dat een dergelijke aanpassing van de arbeidsverdeling in de organisatie niet van Evean gevergd kan worden. Hiervoor is namelijk vereist dat met een grote mate van frequentie een collega in het digitale systeem gegevens voor haar invoert. Evean voert terecht aan dat het verwerken van informatie ten behoeve van werkneemster door tussenkomst van een collega het risico meebrengt van onvolledige/onjuiste informatieverschaffing en interpretatieverschillen. Verder is van belang dat gegevens over cliënten in papieren vorm een groter risico meebrengen op privacyschending. De combinatie van deze door Evean naar voren gebrachte omstandigheden brengen naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat van Evean in redelijkheid niet langer kan worden gevergd werkneemster als Verzorgende C te laten werken met hulp en bijstand van collega’s. Dit geldt temeer omdat aannemelijk is dat deze functie in de toekomst in toenemende mate gedigitaliseerd zal worden. De vordering van werkneemster tot hervatting van haar werkzaamheden als Verzorgende C (zonder de bijbehorende digitale taken) zal derhalve worden afgewezen. Daarom wordt de gevorderde betaling van 98,61% van het loon vanaf 28 oktober 2019 eveneens afgewezen.