Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 10 augustus 2020
ECLI:NL:RBMNE:2020:3281
Feiten
Werknemer heeft op 1 januari 2019 zijn onderneming verkocht aan werkgeefster en is sindsdien in dienst van werkgeefster als operational manager. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. In de koopovereenkomst is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst niet voor 31 december 2021 eenzijdig door werkgeefster kan worden opgezegd, behoudens dringende redenen. Op 16 maart 2020 heeft werknemer zich ziekgemeld met klachten die horen bij besmetting met het Covid-19-virus. Het virus is bij zijn echtgenote vastgesteld. Op 4 mei 2020 heeft werkgeefster een e-mail gestuurd aan werknemer waarin zij aangeeft meerdere malen een voorstel omtrent het zorgverlof en beëindiging met wederzijds goedvinden te hebben gedaan, maar dat werknemer hier niet op heeft gereageerd. Tussen werkgeefster en werknemer vindt meer e-mailverkeer plaats, waarbij werknemer meermaals aangeeft zich niet hersteld te hebben gemeld en dat hij wil dat werkgeefster de bedrijfsarts inschakelt. Op 8 mei 2020 heeft werkgeefster werknemer per 11 mei 2020 opgeroepen voor werk, waarop hij niet is komen opdagen. Vervolgens heeft werkgeefster de loondoorbetaling gestaakt. Werkgeefster verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub h dan wel sub g dan wel sub i BW. Daartoe voert werkgeefster aan dat werknemer weigert zijn werkzaamheden te verrichten. Werknemer voert verweer met het primaire standpunt dat de koopovereenkomst tussen partijen aan ontbinding in de weg staat. Mocht de arbeidsovereenkomst wel op verzoek van werkgeefster ontbonden kunnen worden, dan beroept werknemer zich op het feit dat de ontslaggrond volledig aan werkgeefster is te wijten. Tevens verzoekt werknemer werkgeefster te veroordelen tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld en te voldoen aan haar wettelijke verplichtingen in het kader van het ziekteverzuim van werknemer op straffe van een dwangsom.
Oordeel
Beding koopovereenkomst
De kantonrechter gaat niet mee in het primaire verweer van werknemer dat de koopovereenkomst tussen partijen aan ontbinding in de weg staat. Hierin staat duidelijk vermeld dat werkgeefster niet eenzijdig mag opzeggen, behoudens dringende redenen. Ontbinding is niet op gelijke voet te stellen met een eenzijdige opzegging.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
De kantonrechter wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de h- en de i-grond af, omdat werkgeefster deze gronden niet apart heeft gemotiveerd. Met betrekking tot de gestelde verstoorde arbeidsverhouding overweegt de kantonrechter dat het opzegverbod wegens ziekte, waar werknemer zich op beroept, niet aan ontbinding in de weg staat, omdat het verzoek van werkgeefster geen verband houdt met omstandigheden waarop dat opzegverbod betrekking heeft. Werknemer betwist tevens de door werkgeefster gestelde hersteldatum van 17 april 2020. In dat geval ligt het op de weg van werkgeefster om dit aannemelijk te maken. Het enkele feit dat werknemer op 17 april 2020 tijdens een afspraak met werkgeefster heeft aangegeven dat de primaire klachten die verbandhouden met het Covid-19-virus niet meer aanwezig waren, is niet voldoende om als een hersteldmelding aan te merken. Het had daarom op de weg van werkgeefster gelegen om, alvorens werknemer op te roepen voor het hervatten van zijn werkzaamheden, hem naar de bedrijfsarts te sturen. Daarom valt werknemer niet aan te rekenen dat hij zijn werkzaamheden niet heeft hervat. Dat de discussie tussen partijen over het al dan niet hervatten van de werkzaamheden de arbeidsrelatie geen goed heeft gedaan, is op zichzelf niet vreemd, maar dit betekent niet dat daarom kan worden geoordeeld dat sprake is van een duurzaam verstoorde relatie en een herstel van het vertrouwen niet meer mogelijk is. Het verzoek van werkgeefster wordt afgewezen.
Tegenverzoeken
Werkgeefster heeft de loonbetalingen vanaf 11 mei 2020 gestaakt, omdat werknemer zijn werkzaamheden, na daartoe te zijn opgeroepen, niet heeft hervat. Nu er geen oordeel van de bedrijfsarts is waaruit blijkt dat werknemer niet ziek was, heeft werknemer zijn werkzaamheden niet hoeven te hervatten. De vordering ter zake van het achterstallig loon en vakantiegeld wordt daarom inclusief wettelijke verhoging en rente toegewezen. Ook het verzoek werkgeefster te veroordelen te voldoen aan haar wettelijke verplichtingen in het kader van het ziekteverzuim wordt toegewezen, met uitzondering van de gevorderde dwangsom.