Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 13 augustus 2020
ECLI:NL:GHSHE:2020:2576
Naast het recht op de gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 672 lid 10 (oud) BW heeft een werknemer op grond van artikel 7:673 e.v. (oud) BW recht op een transitievergoeding.

Feiten

Werknemer was tot 19 januari 2019 als statutair bestuurder in dienst van werkgeefster. In artikel 2 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat werkgeefster bij opzegging van het contract een termijn van zes maanden in acht moet nemen. Op 18 januari 2019 is in de AVA besloten om werknemer per direct te ontslaan, omdat zijn functie als gevolg van een reorganisatie kwam te vervallen. Op 18 januari 2019 is werknemer in de ontslagbrief medegedeeld hoe het dienstverband financieel wordt afgewikkeld. Op 18 februari 2019 heeft werknemer € 67.500 ten titel van transitievergoeding ontvangen. In onderhavige procedure heeft werknemer de rechtbank onder meer verzocht werkgeefster te veroordelen tot betaling van € 165.527 uit hoofde van schadevergoeding. De rechtbank heeft dit tot een bedrag van € 161.539,44 toegewezen. Werkgeefster komt tegen de beschikking in hoger beroep.

Oordeel

Transitievergoeding

Werkgeefster stelt dat werknemer niet voldoet aan de voorwaarde in artikel 7:673a (oud) BW van een ten minste 120 maanden durend dienstverband. Werknemer heeft een beroep gedaan op het arrest Nayak/werknemer. Werkgeefster heeft betwist dat de aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad een grondslag kan bieden voor het toewijzen van de hogere transitievergoeding. Werknemer was statutair bestuurder en geen ‘normale werknemer’. Hoofdregel is dan, aldus werkgeefster, dat de arbeidsovereenkomst gelijktijdig eindigt op het moment dat de bestuurder vennootschapsrechtelijk wordt ontslagen. Het hof verwerpt dit verweer. Tussen partijen is niet in discussie dat de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst als gevolg van het AVA-besluit onmiddellijk is geëindigd. Dit heeft evenwel arbeidsrechtelijk tot gevolg dat de opzegging onregelmatig is volgens artikel 7:677 (oud) BW. Daarmee maakt werkgeefster zich jegens werknemer schadeplichtig, zodat zij verplicht wordt de gefixeerde schadevergoeding te betalen op grond van artikel 672 lid 10 (oud) BW. Werkgeefster heeft het loon over de opzegtermijn van zes maanden uitgekeerd. Naast het recht op voormeld bedrag heeft een werknemer op grond van artikel 7:673 e.v. (oud) BW recht op een transitievergoeding. Het hof wijst de vordering uit hoofde van de transitievergoeding toe.

Billijke vergoeding

Het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding is enerzijds gebaseerd op de stelling dat werkgeefster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en anderzijds op de stelling dat een redelijke grond voor de opzegging ontbreekt. In hoger beroep heeft werknemer aangevoerd dat hij voor het eerst op 3 januari 2019 werd geconfronteerd met de op handen zijnde reorganisatie en het laten vervallen van zijn functie. Voorts geeft hij aan dat de daartoe gehouden vergadering van aandeelhouders slechts een formaliteit was; het besluit tot zijn ontslag was al genomen. Het hof oordeelt dat dit niet leidt tot de vaststelling dat werkgeefster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst daarvan het gevolg is geweest. Het hof is verder van oordeel dat werkgeefster voldoende heeft onderbouwd dat zij maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering heeft genomen met als gevolg dat er noodzakelijkerwijs arbeidsplaatsen zijn komen te vervallen.