Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Lelystad), 29 juli 2020
ECLI:NL:RBMNE:2020:3003
Feiten
Werknemer was van 22 augustus 2014 tot 1 maart 2020 bij werkgever in dienst. Vanaf 21 december 2019 was hij werkzaam als directeur. In de arbeidsovereenkomst is een non-concurrentie- en relatiebeding opgenomen. In de periode van 1 september 2018 tot 29 februari 2020 is werknemer werkzaam geweest bij werkgever. Nadat werknemer te kennen had gegeven dat hij zijn dienstverband wilde wijzigingen, zijn zij een aanpassing van het non-concurrentiebeding overeengekomen. Tijdens het dienstverband heeft werknemer de handelsnaam X bedacht en de domeinnaam X.nl geregistreerd. De handelsnaam is door werknemer vanaf 7 april 2017 commercieel gebruikt en ingezet. Werknemer heeft X aan B verkocht. Deze gebruikt de handelsnaam nu voor zijn eenmanszaak, waaronder voor zijn domeinnaam. X en Y B.V. zijn op 17 maart 2020 ingeschreven in het handelsregister. Op 18 maart 2020 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen werknemer, B en D, zijnde een relatie van werkgever. Op 19 mei 2020 heeft een sollicitatiegesprek plaatsgevonden tussen werknemer en B met G voor de functie van salesadviseur bij X. Werkgever vordert onder meer werknemer te gebieden om het non-concurrentie en relatiebeding na te leven en zijn samenwerking te beëindigen.
Oordeel
Gelet op de discussie tussen partijen is de eerste vraag die ter beoordeling voorligt of werknemer het non-concurrentiebeding en relatiebeding met werkgever heeft overtreden en zo ja in welke mate. Werkgever heeft gesteld dat werknemer met het voeren van het gesprek op 18 maart 2020 met D zijn non-concurrentiebeding en relatiebeding met werkgever heeft geschonden. Dat D een relatie is van werkgever heeft werknemer ter zitting erkend. Hij betwist echter dat hij met het gesprek het non-concurrentiebeding zou hebben overtreden. De voorzieningenrechter kan hem daar voorshands niet in volgen. Uit het door werkgever overgelegde transcript en de gespreksopname blijkt dat werknemer het in het gesprek met D voortdurend heeft over activiteiten in de zonnepanelenbranche. Bovendien spreekt hij in de wij-vorm en de plannen die hij in B hebben voor X. De betrokkenheid van werknemer op 18 maart 2020 levert derhalve een schending van het non-concurrentiebeding op en dat had werknemer, zeker als een gewaarschuwd man, moeten weten. Verder heeft werkgever gesteld dat het op 19 mei 2020 door werknemer met G gevoerde sollicitatiegesprek dient te worden aangemerkt als schending van het non-concurrentiebeding. Ter zitting heeft werknemer hierover verklaard dat hij G heeft bevraagd om te beoordelen of hij geschikt was om bij Y te gaan werken. Hieruit blijkt betrokkenheid van werknemer bij X, hetgeen wederom een schending van het non-concurrentiebeding oplevert. Samengevat geldt dat werknemer nu reeds twee keer het non-concurrentie- en één keer het relatiebeding heeft overtreden. Werkgever heeft gezien de herhaaldelijke overtredingen recht op en belang bij het door hem gevorderde gebod tot naleving van het non-concurrentie- en relatiebeding. Dit zal derhalve worden toegewezen.