Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/P.M.T. Cargo Security B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 5 augustus 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:6123
Gedeeltelijke toewijzing loonvordering werknemer nu de door werkgever opgelegde loonstop gedeeltelijk onterecht is doorgevoerd. Voor zover werknemer zonder gegronde reden niet bij de bedrijfsarts verscheen, had werkgever slechts het loon mogen opschorten.

Feiten

Werknemer is van 15 maart 2013 tot 1 december 2019 bij P.M.T. Cargo Security B.V. (hierna: PMT) in dienst geweest in de functie van beveiliger. Op 29 augustus 2016 is werknemer uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid is werknemer niet belastbaar geweest voor arbeid. In het rapport van de bedrijfsarts van 9 oktober 2017 staat onder meer het advies om werknemer in zijn re-integratieperiode geen werk aan te bieden met groot afbreukrisico dan wel eindverantwoordelijkheid. Bij e-mail van 23 december 2017 heeft de HR-manager werknemer gewezen op eventuele sancties indien werknemer niet of onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie. Op voornoemde e-mail heeft werknemer op 23 december 2017 gereageerd dat hij zich heeft ziek gemeld, omdat hij geen aangepast werk aangeboden heeft gekregen. Werknemer heeft op 1 maart 2018 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV met betrekking tot de vraag of hij op 25 december 2017 het eigen werk weer volledig kon doen. In het rapport van de arbeidsdeskundige van 24 april 2018 staat onder meer dat werknemer per 25 december 2017 geschikt geacht wordt voor passende werkzaamheden met inachtneming van de op 9 oktober 2017 genoemde beperkingen. In het rapport van de arbeidsdeskundige van 18 mei 2018 staat onder meer dat geen passende arbeid bij PMT aanwezig is, maar dat er wel mogelijkheden zijn bij een andere werkgever. In het rapport van de bedrijfsarts van 4 juni 2018 staat onder meer dat het inzetten van spoor 2 de meest voor de hand liggende optie is. Bij brief van 2 juli 2018 heeft de HR-manager aan werknemer geschreven dat hij tweemaal niet op het werk is verschenen en niet naar het consult bij de bedrijfsarts is geweest. PMT heeft daarop het loon met ingang van 2 juli 2018 stopgezet. Bij brief van 20 juli 2018 heeft de HR-manager werknemer gewezen op het feit dat hij tijdens een sollicitatiegesprek bij een ander bedrijf heeft aangegeven niet klaar te zijn voor re-integratie vanwege behandelingen en medicatie. Daarnaast heeft de HR-manager werknemer gewezen op het feit dat de bedrijfsarts heeft aangegeven dat hij geschikt is voor aangepast werk. Namens werknemer is bij brief van 31 juli 2019 aan het UWV geschreven dat werknemer de aangepaste werkzaamheden die PMT heeft aangeboden niet passend vindt en dat volgens hem de loondoorbetaling onterecht is stopgezet. Werknemer vordert dat de kantonrechter PMT veroordeelt tot betaling van € 4.938,40 bruto aan achterstallig salaris.

Oordeel

Alhoewel aan een deskundigenoordeel geen doorslaggevende betekenis toekomt, is de kantonrechter van oordeel dat dit oordeel in onderhavig geval wel gevolgd dient te worden, nu dit wordt ondersteund door de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige. Zo heeft de bedrijfsarts in diverse rapportages (na 24 april 2018) geoordeeld dat werknemer een aantal uren per week in aangepast werk kan re-integreren. De arbeidsdeskundige heeft op 18 mei 2018 onder meer geoordeeld dat er bij PMT geen passende werkzaamheden aanwezig zijn, maar dat werknemer geschikt is voor andere arbeid bij een andere werkgever. Voor zover werknemer zich op het standpunt stelt dat de door PMT opgedragen werkzaamheden – te weten het schoonmaken van hondenhokken, het wassen van een heftruck, het vegen van de loods en autowassen – geen passende werkzaamheden waren, gaat de kantonrechter hieraan dan ook voorbij. Van werknemer kan worden verlangd dat hij concessies doet met betrekking tot de door hem te verrichten werkzaamheden, als re-integratie in de bedongen arbeid niet tot de mogelijkheden behoort. Op 29 juni 2018 en 2 juli 2018 verschijnt werknemer niet op het werk. Daarbij is werknemer ook niet verschenen bij het consult bij de bedrijfsarts op 2 juli 2018 om 09:00 uur. Werknemer had bij PMT aangegeven op 2 juli 2018 om 13:30 uur noch 09:00 uur bij de bedrijfsarts te kunnen verschijnen wegens afspraken met behandelaars. Uit de door werknemer overgelegde stukken blijkt dat hij op 2 juli 2018 om 09:00 uur een afspraak had bij de huisarts en om 13:30 uur bij de psychiater. De kantonrechter acht derhalve voldoende aannemelijk gemaakt dat werknemer op 2 juli 2019 niet naar de bedrijfsarts kon komen. Daarbij komt dat, voor zover werknemer al zonder gegronde reden niet bij de bedrijfsarts zou zijn verschenen, hiermee – in tegenstelling tot het standpunt van PMT – geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:629 lid 3 sub c en/of d BW, maar van een situatie als bedoeld in artikel 7:629 lid 6 BW. PMT zou in een dergelijk geval aldus bevoegd zijn geweest het loon op te schorten vanaf 2 juli 2018, maar niet om een loonstop door te voeren. Ondanks dit advies van de bedrijfsarts heeft werknemer op 18 juli 2018 in een sollicitatiegesprek in het kader van het spoor 2-traject aangegeven niet klaar te zijn voor re-integratie. De kantonrechter is van oordeel dat met het weigeren van de aangeboden werkzaamheden bij een andere werkgever wel sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:629 lid 3 sub c en/of d BW, zodat PMT de loonstop vanaf 18 juli 2018 (tot 27 augustus 2018) terecht heeft doorgevoerd. Gelet op het voorgaande zal de vordering van werknemer tot veroordeling van PMT tot betaling van achterstallig salaris worden toegewezen voor de periode van 2 juli 2018 tot en met 17 juli 2018. Conform artikel 72 lid 1 van de cao zal de kantonrechter PMT veroordelen tot betaling van 85% van het achterstallig salaris over deze periode.