Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 15 juli 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:7640
Feiten
Op 1 augustus 2004 is werknemer in dienst getreden bij ECT Delta Terminal B.V. (hierna: ECT) in de functie van terminaloperator A2. Op 5 februari 2020 heeft werknemer bij zijn leidinggevende aangegeven later op zijn werk te komen. In de tussentijd is hij wel het terminalterrein opgereden. Daarbij heeft hij in zijn auto twee mannen meegenomen, die over het hek zijn geklommen op het terminalterrein, hetgeen geconstateerd is door een ECT-medewerker die alarm heeft geslagen. Daarop kwam de politie ter plaatse die zowel de twee mannen als werknemer heeft aangehouden. ECT heeft werknemer vervolgens verzocht contact op te nemen zodra hij door de politie vrijgelaten zou worden. Op 17 februari 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij werknemer aangaf geen verklaring te willen afleggen omtrent het gebeuren op 5 februari 2020. ECT heeft werknemer tijdens het gesprek op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief heeft werkgever aangegeven geconstateerd te hebben dat werknemer twee personen heeft meegenomen, die onbevoegd zijn de terminal van ECT te betreden, met het doel dat deze personen drugs uit containers konden halen. Werknemer heeft de kantonrechter primair verzocht het aan hem gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en ECT te veroordelen tot doorbetaling van zijn loon en subsidiair ECT te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en een gefixeerde schadevergoeding. Werknemer betwist dat hij personen een lift heeft gegeven met als doel dat deze personen drugs uit containers konden halen. Werknemer zou een tweetal personen geheel te goeder trouw op het terminalterrein een lift hebben gegeven van gebouw 14 naar gebouw 26. Doordat zij al voorbij de veiligheidscontrole waren en werkkleding droegen, waren er voor werknemer geen indicaties aanwezig om kwade opzet bij deze personen te veronderstellen, aldus werknemer.
Oordeel
Naar het oordeel van de kantonrechter levert het handelen van werknemer een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugscriminelen proberen zich in de haven toegang te verschaffen voor hun activiteiten en zich daarbij regelmatig bedienen van werknemers die werkzaam zijn in het havengebied. Daarnaast heeft ECT onweersproken aangevoerd dat zij binnen haar onderneming waarschuwt voor ronselpraktijken van criminele organisaties. Werknemer wist dan ook, of behoorde te weten, dat het absoluut niet is toegestaan onbevoegden het terminalterrein van ECT binnen te smokkelen. Bovendien is het niet aannemelijk dat werknemer de twee onbevoegde personen te goeder trouw een lift heeft gegeven. Dit maakt de gedraging van werknemer zodanig ernstig, dat van ECT niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daar komt nog bij dat werknemer desgevraagd geen openheid van zaken heeft gegeven aan ECT. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet door ECT rechtsgeldig is gegeven en het verzoek van werknemer tot vernietiging van de opzegging wordt afgewezen. Dit maakt dat ook geen grondslag bestaat voor toewijzing van de gefixeerde schadevergoeding en de verzochte doorbetaling van het loon. Evenmin is er een grondslag voor toekenning van de transitievergoeding. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de omschreven gedragingen van werknemer immers aan te merken als ernstig verwijtbaar handelen.