Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Every Security B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 22 september 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:1715
Onterecht ontslag op staande voet en uitgebreide motivering hoogte billijke vergoeding aan de hand van New Hairstyle.

Feiten

Every Security is een beveiligingsbedrijf. Werkneemster is de partner van een (voormalig) aandeelhouder, die tevens de eigenaar van het beveiligingsbedrijf MHR Service is. Werkneemster is gevolmachtigde van MHR Service en met ingang van juni 2020 is zij tevens medevennoot van MHR Service. Werkneemster is op 1 augustus 2019 in dienst getreden bij Every Security op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor een jaar. Naar aanleiding van uitlatingen van een andere aandeelhouder op Den Haag FM hebben enkele werknemers van Every Security zich ziek gemeld. Vervolgens is deze aandeelhouder in een gesprek op 24 november 2019 geconfronteerd met klachten over hem. Werkneemster heeft zich na deze bijeenkomst eveneens ziek gemeld. Bij brief van 25 november 2019 heeft Every Security werkneemster op staande voet ontslagen wegens het hebben van een nevenfunctie bij MHR Service. Werkneemster betwist dat er sprake was van een dringende reden, maar heeft berust in de opzegging. In eerste aanleg heeft werkneemster om een billijke vergoeding van € 12.500 verzocht. De kantonrechter heeft een billijke vergoeding van € 2.592 toegewezen. Het hoger beroep van werkneemster richt zich hiertegen.

Oordeel

Het hof verenigt zich met het oordeel van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motivering dat werkneemster ten onrechte op staande voet is ontslagen. Partijen twisten in hoger beroep over de hoogte van de billijke vergoeding. Het hof overweegt tegen de achtergrond van de New Hairstyle-beschikking van de Hoge Raad als volgt. Uitgangspunt is dat Every Security ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door werkneemster op staande voet te ontslaan, zonder dat daar een geldige dringende reden aan ten grondslag lag. Het hof acht echter niet aannemelijk dat werkneemster, het ontslag weggedacht, nog tot aan het einde van haar arbeidsovereenkomst op 1 augustus 2020 in dienst zou zijn gebleven van Every Security. Door de uitlatingen van de aandeelhouder op Den Haag FM en de daarop volgende bespreking op 24 november 2019 waren de verhoudingen tussen partijen verstoord. Dit betrof niet alleen de arbeidsverhouding tussen werkneemster en Every Security maar ook de persoonlijke (tot dan toe vriendschappelijke) verhouding tussen werkneemster en haar partner en de aandeelhouder. De verstoring van de onderlinge verhoudingen werd vervolgens in aanzienlijke mate vergroot doordat enkele werknemers van Every Security overstapten naar MHR Service. Dat de aandeelhouder door deze gang van zaken het gevoel had dat er sprake was van een vijandige overname van zijn bedrijf door werkneemster en haar partner, is begrijpelijk. Het hof acht, gelet op een en ander, aannemelijk dat Every Security – als het ontslag op staande voet niet zou hebben plaatsgevonden – in december 2019 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werkneemster]zou hebben ingediend op grond van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Het hof acht aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst per 1 april 2020 zou zijn ontbonden en dat, gezien de omstandigheden bij ontbinding, geen billijke vergoeding zou zijn toegekend. Verder houdt het hof bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding geen rekening met de ziekte van werkneemster, omdat zij geen medische stukken heeft overgelegd waaruit de ernst en de duur van haar ziekte blijken. Voorts acht het hof een grond voor immateriële schadevergoeding niet aanwezig. Tot slot wordt rekening gehouden met het feit dat werkneemster  geen aanspraak kan maken op een transitievergoeding noch enige uitkering en dat zij geen ander werk heeft gevonden, maar per juni 2020 wel medevennoot van MHR Service is geworden. Als ondernemer moet zij in staat worden geacht haar eigen inkomen te verwerven. Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden is het hof van oordeel dat een billijke vergoeding van € 5.500 passend is.