Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 1 oktober 2020
ECLI:NL:GHSHE:2020:3021
Feiten
Werknemer is op 1 februari 1999 in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) in dienst getreden bij Weener XL. Op 16 september 2016 is werknemer bij Weener XL uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Vanaf 16 september 2018 ontvangt werknemer een WIA-uitkering op basis van volledige arbeidsongeschiktheid voor de eigen functie. De loondoorbetalingsplicht van Weener XL is per 16 september 2018 gestopt. Weener XL heeft op 15 oktober 2018 een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft verzocht om een recente (niet ouder dan drie maanden) verklaring van de bedrijfsarts toe te sturen. Bij brief van 20 november 2018 is werknemer door Weener XL uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 29 november 2018. Werknemer heeft per e-mail van 20 november 2018 te kennen gegeven niet te zullen verschijnen en hij is op voormeld spreekuur ook niet verschenen. Het UWV heeft de ontslagaanvraag, vanwege het ontbreken van de verklaring van de bedrijfsarts niet in behandeling genomen. Vervolgens heeft Weener XL bij e-mail van 17 december 2018 een beëindigingsovereenkomst aan werknemer voorgelegd. Werknemer heeft deze overeenkomst niet ondertekend. Bij brief van 11 april 2019 is werknemer door Weener XL wederom opgeroepen voor het spreekuur van de bedrijfsarts, en werknemer is opnieuw niet verschenen. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden wegens ernstige wanprestatie aan de zijde van werknemer. Werknemer is in eerste aanleg niet verschenen, maar heeft tegen dit oordeel van de kantonrechter in hoger beroep verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in stand te laten onder verbetering van gronden en Weener XL te veroordelen tot voldoening van een transitievergoeding en billijke vergoeding.
Oordeel
Het hof gaat ervan uit dat een arbeidsovereenkomst eerst op grond van artikel 7:686 BW kan worden ontbonden als sprake is van ernstige wanprestatie, op één lijn te stellen met een beëindiging wegens een dringende reden. Van een zodanig ernstig tekortschieten door werknemer in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de arbeidsovereenkomst is naar het oordeel van het hof geen sprake. Vast staat slechts dat werknemer tweemaal niet is verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts in het kader van de ontslagaanvraag van Weener XL bij het UWV. In de gegeven omstandigheden, in het bijzonder de omstandigheid dat het hier gaat om een dienstverband in het kader van de WSW, zou dit naar het oordeel van het hof geen ontslag op staande voet rechtvaardigen, en rechtvaardigt dit dus ook niet een ontbinding wegens een voldoende ernstige wanprestatie. Het ontbindingsverzoek was dus niet toewijsbaar op de primaire grondslag. Wel acht het hof verwijtbaar dat werknemer geen gevolg heeft gegeven aan de oproepen van Weener XL om te verschijnen bij de bedrijfsarts. Daardoor kon Weener XL de aan haar gegeven opdracht in het kader van de WSW niet uitvoeren en niet voldoen aan het verzoek van het UWV bij de ontslagaanvraag. Dat werknemer niet naar de bedrijfsarts is gegaan omdat hij niet wenste mee te werken aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, maakt dit niet anders. Ondanks het feit dat werknemer al een WIA-uitkering ontving, had de bedrijfsarts aan Weener XL een recente verklaring moeten kunnen verstrekken. Het ontbindingsverzoek was dan ook wel toewijsbaar wegens verwijtbaar handelen (e-grond). Het hof zal het verzochte bedrag van € 13.146,09 aan transitievergoeding, als onvoldoende gemotiveerd betwist, toewijzen. Het hof ziet geen aanleiding om een billijke vergoeding toe te kennen, omdat sprake is een rechtsgeldige ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens het verwijtbaar handelen van werknemer.