Naar boven ↑

Rechtspraak

de basisschool/werkneemster
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 29 september 2020
ECLI:NL:RBOVE:2020:3321
Ontbinding arbeidsovereenkomst directeur basisschool op grond van verstoorde arbeidsverhouding. Sprake van ernstig verwijtbaar handelen door de basisschool, dus toekenning billijke vergoeding ter hoogte van € 22.900.

Feiten

Werkneemster is op 1 september 2018 in dienst getreden bij de basisschool in de functie van directeur. In december 2019 heeft het bestuur een medewerkerstevredenheidsonderzoek in de vorm van een anonieme enquête gehouden. Enkele docenten hebben daarbij kenbaar gemaakt dat zij zich vanwege werkneemster niet veilig voelen om hun mening te geven, dat er onrust is op de werkvloer en dat men niet tevreden is over de samenwerking en de communicatie tussen het team en werkneemster. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek is er een bijeenkomst geweest onder leiding van een teamcoach. In maart/april 2020 is een onderzoek uitgevoerd naar de professionele kwaliteitscultuur en de kwaliteitszorg binnen de basisschool. Op 17 juni 2020 heeft een functioneringsgesprek plaatsgehad tussen (een deel van) het bestuur en werkneemster. Tijdens een bestuursvergadering op 22 juni 2020 heeft het bestuur unaniem besloten dat de arbeidsovereenkomst met werkneemster moet worden beëindigd. In een gesprek op 1 juli 2020 heeft het bestuur werkneemster medegedeeld dat zij wordt ontslagen. Diezelfde dag heeft het bestuur de medewerkers hierover ingelicht. Op 3 juli 2020 heeft het bestuur de ouders van de leerlingen per brief laten weten dat besloten is afscheid te nemen van werkneemster. Op 6 juli 2020 heeft werkneemster de ouders van de leerlingen per e-mail laten weten dat zij niet instemt met de beëindiging van haar dienstverband, dat het bestuur in zijn brief van 3 juli 2020 ten onrechte heeft gesuggereerd dat het dienstverband al is beëindigd en dat zij met het bestuur in overleg zal gaan over de ontstane situatie. Op verzoek van werkneemster heeft tussen partijen mediation plaatsgehad. Deze is al na één gesprek beëindigd. De basisschool verzoekt in deze procedure ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g- en/of i-grond, gecombineerd met een d-grond.

Oordeel

Dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast. Het voltallige bestuur heeft immers het vertrouwen in werkneemster opgezegd en ook de MR staat, zoals de basisschool onweersproken heeft gesteld, achter het besluit van het bestuur. De functie van werkneemster maakt naar het oordeel van de kantonrechter bovendien dat een terugkeer onder de huidige omstandigheden niet reëel is. Werkneemster is als directeur immers de spil in de organisatie en zij kan haar functie uitsluitend naar behoren uitvoeren indien sprake is van een vertrouwensbasis en een goede samenwerking met zowel de docenten als het bestuur. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van de basisschool in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De conclusie is dan ook dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op de g-grond zal ontbinden. Daarbij wordt de basisschool veroordeeld tot betaling van de wettelijke transitievergoeding. De kantonrechter is van oordeel dat de basisschool laakbaar en ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, op grond waarvan een billijke vergoeding voor toewijzing in aanmerking komt. Door werkneemster plotseling in twee weken tijd met een ontslagaanzegging te confronteren en haar geen kans op het verbeteren van haar functioneren te geven, heeft de basisschool naar het oordeel van de kantonrechter aangestuurd op een vertrouwensbreuk en niet als goed werkgever gehandeld. Dit geldt temeer nu de basisschool direct het team en de ouders van de leerlingen op de hoogte heeft gebracht van het ontslag van werkneemster, terwijl het op dat moment geenszins zeker was of het wel daadwerkelijk tot een ontslag zou komen. De kantonrechter begroot de hoogte van de billijke vergoeding aan de hand van de New Hairstyle-beschikking van de Hoge Raad. Al met al acht de kantonrechter in de gegeven omstandigheden van het geval een billijke vergoeding van € 22.900 bruto op zijn plaats.