Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 28 september 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:11445
Feiten
Werkneemster is op 15 januari 2015 in dienst getreden bij Stichting Zorggroep Florence. Op 12 februari 2020 is werkneemster op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is vermeld dat werkneemster tijdens een voorafgaand gesprek heeft aangegeven dat ze bij een cliënte de polsen heeft gepakt, om ervoor te zorgen dat de cliënte niet aan de verwondingen op haar benen zou zitten. Werkneemster zou verder hebben aangegeven dat ze daarbij mogelijk de cliënte heeft verwond. Werkneemster zou daarnaast hebben aangegeven dat zij eerder letsel heeft toegebracht aan cliënten, omdat ze soms boos wordt als een cliënt niet meewerkt. Florence stelt concluderend dat werkneemster zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig ontoelaatbaar gedrag en cliënten (ernstige) verwondingen heeft toegebracht. Er zijn daarnaast twee niet ondertekende verklaringen overgelegd van betrokken collega’s. Een collega heeft op 20 februari 2020 aangifte gedaan van mishandeling van de cliënte door werkneemster. Werkneemster berust in het ontslag, maar verzoekt om toekenning van onder meer een billijke vergoeding.
Oordeel
Werkneemster betwist dat ze een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het letsel van cliënte. Werkneemster stelt dat zij cliënte zachtjes bij de polsen heeft tegengehouden en dat toen zij had losgelaten zag dat cliënte zogenoemde skin tears op haar linkerarm had. Florence heeft haar conclusie dat werkneemster de skin tears heeft veroorzaakt goeddeels gebaseerd op de erkenning van werkneemster. Werkneemster heeft de inhoud van de gespreksverslagen weersproken. Naar het oordeel van de kantonrechter kan op basis van de gespreksverslagen van de gesprekken van 11 februari 2020 en 12 februari 2020 niet worden geconcludeerd dat werkneemster de skin tears bij cliënte heeft veroorzaakt. De gespreksverslagen zijn eenzijdig opgesteld en werkneemster is niet in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. In het verslag is bovendien niet uitgewerkt welke vragen er zijn gesteld aan werkneemster en welke antwoorden zij precies heeft gegeven. Daarmee is onvoldoende toetsbaar wat werkneemster precies heeft gezegd en hoe de verklaring tot stand is gekomen. Voorts is de weergave van het gesprek in de ontslagbrief niet geheel hetzelfde als vermeld in de gespreksverslagen. Ook uit de verklaringen van betrokkenen volgt niet dat zij hebben waargenomen hoe het letsel van cliënte is ontstaan. Er wordt uitgegaan van aannames die door werkneemster zijn weersproken. Concluderend was geen sprake van een dringende reden. Aan werkneemster komt een vergoeding van onregelmatige opzegging toe en een transitievergoeding. Daarnaast wordt aan werkneemster een billijke vergoeding toegekend van € 20.000. De kantonrechter heeft daarbij acht geslagen op de duur van het dienstverband en dat zij momenteel aanzienlijk minder verdient dan bij Florence. De kantonrechter acht het daarnaast niet aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn zou zijn geëindigd.