Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 13 november 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:11943
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2019 in dienst getreden bij Charter Logistics B.V. in de functie van internationaal chauffeur. Op 20 juli 2020 is de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd. Partijen hebben hun afspraken daaromtrent vastgelegd in een ‘Beëindigingovereenkomst met wederzijds goedvinden’, gedateerd 19 juni 2020. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen voor concurrenten binnen een straal van 50 km rondom De Lier. Daaromtrent is in de beëindigingsovereenkomst opgenomen dat ‘Werkgever en werknemer afspreken dat werknemer goede notie neemt van artikel 9 en 10 van de arbeidsovereenkomst betreffende de geheimhoudingsplicht en het concurrentiebeding’. Begin augustus 2020 is werknemer in dienst getreden bij TasTrans B.V. Charter Logistics vordert werknemer te verbieden in dienst te treden van of werkzaam te zijn voor TasTrans gedurende een periode van één jaar te rekenen vanaf 20 juli 2020.
Oordeel
Zowel werknemer als TasTrans heeft gesteld dat TasTrans geen concurrente van Charter Logistics is, maar de kantonrechter volgt hen niet in dat verweer. Uit de overgelegde uittreksels uit het Handelsregister blijkt dat zowel Charter Logistics als TasTrans zich heeft geregistreerd als onderneming met als activiteit ‘Goederenvervoer over de weg (geen verhuizingen)’ met dezelfde SBI-code (4941). Bovendien is komen vast te staan dat werknemer als werknemer van Tastrans mogelijk bij dezelfde klanten over de vloer komt als hij in dienst van Charter Logistics deed. Ook daaruit blijkt dat Charter Logistics en TasTrans in ieder geval in hetzelfde bedrijfssegment werkzaam zijn. Ten slotte stelt de kantonrechter vast dat Charter Logistics binnen een straal van 50 km rondom De Lier is gevestigd. Nog los van hetgeen de kantonrechter ten aanzien van de looptijd en de reikwijdte van het concurrentiebeding zal overwegen en beslissen, is de kantonrechter van oordeel dat werknemer door overtreding van het concurrentiebeding een contractuele boete aan Charter Logistics verschuldigd is. De contractueel overeengekomen boete bedraagt € 750 per dag en dat zou leiden tot een boete van inmiddels ongeveer € 60.000. De kantonrechter zal dit bedrag echter matigen tot een boetebedrag van in totaal € 2.500 als een bedrag dat naar zijn oordeel in verhouding staat tot de aard en ernst van de door werknemer gepleegde overtreding. De kantonrechter zal werknemer tegemoet komen in zijn verzoek tot inperking van het concurrentiebeding, met name vanuit de optiek van de aard van de functie van werknemer als internationaal chauffeur. In die functie komt hij nauwelijks in aanraking met concurrentiegevoelige informatie van zijn werkgever. In dat licht zal de kantonrechter het concurrentiebeding in tijd beperken tot een periode van vier maanden. Met betrekking tot de reikwijdte zal de kantonrechter bepalen dat het werknemer gedurende de resterende looptijd van het concurrentiebeding niet toegestaan zal zijn werkzaamheden te verrichten ten behoeve van, bij of naar klanten, met wie hij ook contacten had tijdens zijn dienstverband met Charter Logistics, ook als hij slechts eenmaal met een bepaalde klant contact heeft gehad. Aan deze verplichting zal de kantonrechter een dwangsom verbinden van € 500 per gebeurtenis, met een maximum van € 5.000. In het kader van deze kortgedingprocedure zal de kantonrechter het beding schorsen, totdat in een bodemprocedure al dan niet tot vernietiging van het beding wordt beslist. Hoewel TasTrans niet op de hoogte was van het concurrentiebeding van werknemer, is zij dat op dit moment wel. Met deze wetenschap mag van TasTrans verwacht worden dat zij vanaf heden tot de einddatum van het beding ook jegens Charter Logistics de verplichtingen van werknemer eerbiedigt. Daaraan verbindt de kantonrechter een dwangsom van € 1.000.