Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 22 september 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:10806
Feiten
Werkneemster werkt sinds 1 januari 2018 in de functie van medewerkster/bedrijfsleidster in een tabakswinkel op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met werkgever. In november 2019 heeft werkneemster zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft op 14 januari 2020 vastgesteld dat sprake is van ziekte, waarvoor een specialistische behandeling moet worden ondergaan, zodat werkneemster niet beschikbaar is voor haar werk en dat zij vanwege haar medische problematiek dermate beperkt is dat zij niet met werk belastbaar is. Tussen partijen is discussie ontstaan over de bereikbaarheid van werkneemster voor werkgever, waarbij werkneemster zich op het standpunt heeft gesteld dat hij haar per e-mail kan bereiken. Werkgever betaalt het loon over de maanden november 2019 en januari 2020 later dan gebruikelijk, nadat hij door werkneemster is aangeschreven om tot loonbetaling over te gaan. Vanaf februari 2020 heeft werkgever de loonbetaling aan werkneemster gestopt. Werkneemster vordert onder meer betaling aan haar van een bedrag ter hoogte € 7.049 netto aan achterstallig loon over de maanden februari tot en met augustus 2020.
Oordeel
Werkneemster kan haar werk niet verrichten in verband met ongeschiktheid als gevolg van ziekte. Zij heeft daarom in beginsel recht op doorbetaling van haar loon overeenkomstig artikel 7:629 BW. Werkgever is gestopt met het betalen van het loon, omdat werkneemster geen contact met hem wil. Onderschreven wordt dat het contact met een zieke werknemer niet alleen via de e-mail moet lopen, maar in dit geval is het begrijpelijk dat, gegeven de psychische toestand van werkneemster en de wijze waarop partijen met elkaar communiceren, waarbij – zoals ter zitting is gebleken – de gemoederen hoog oplopen, ervoor gekozen is het contact (tijdelijk) zo te laten verlopen. Daarbij is van belang dat van de zijde van werkneemster daadwerkelijk contact is onderhouden met werkgever per e-mail en via haar gemachtigde. De aangevoerde moeilijkheid om met werkneemster contact onderhouden, biedt onvoldoende basis om de loonbetaling te stoppen, waarbij wordt aangetekend dat werkgever dit pas heeft meegedeeld in een e-mailbericht van 1 april 2020 toen al twee maanden geen loon was betaald. De kantonrechter veroordeelt werkgever tot betaling aan werkneemster van het gevorderde bedrag van € 7.049 netto aan achterstallig loon over de maanden februari tot en met augustus 2020.