Rechtspraak
Feiten
Werknemer, thans 61 jaar oud, werkt vanaf 22 juli 1996 bij werkgever. Hij is werkzaam geweest in de functie van kraanmachinist. Op 18 oktober 2019 heeft werknemer tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden op de kraan een boot geraakt. De boot lag afgemeerd aan de kade. Werknemer is met de kraan in afgetopte toestand (de kraan stond nog naar beneden) naar de boot gereden. Daardoor heeft hij de mast en de radar, gelegen op de brug/het bovendek van de boot, geraakt en is er schade ontstaan. Direct na het voorval is op het werk met werknemer gesproken. Op 22 oktober 2019 heeft wederom een gesprek met hem plaatsgevonden, waarbij mededeling is gedaan van de mogelijkheid van terugplaatsing in functie voor de duur van één jaar als disciplinaire maatregel. Bij brief van 19 november 2019 heeft werkgever aan werknemer meegedeeld dat hem een laatste kans wordt gegeven en dat hem in verband met het voorval de sanctie wordt opgelegd van definitieve plaatsing in een lagere functie voor onbepaalde tijd met een ander rooster en met aanpassing van zijn beloning aan de nieuwe functie. Na afwezigheid wegens ziekte heeft werknemer op 5 december 2019 het werk bij werkgever hervat in de functie van operationeel/terminal medewerker, met een salaris van € 3.147,74 bruto per maand. Werknemer vordert onder meer werkgever te veroordelen om hem onmiddellijk en onvoorwaardelijk weder te werk te stellen in zijn eigen functie van kraanmachinist.
Oordeel
Gelet op het voorgaande lijkt het voorval het gevolg te zijn geweest van het aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig rijden en bedienen van de kraan, zodat werknemer naar het zich thans laat aanzien grove schuld heeft hieraan. Niet alleen is hierdoor aanzienlijke schade ontstaan, ook heeft werknemer een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd, zowel voor personen aan boord van de boot als voor personen aan wal, onder wie hijzelf, omdat de kraan had kunnen omvallen. Dit had dodelijk letsel tot gevolg kunnen hebben. Het is dan ook begrijpelijk dat werkgever het voorval op 18 oktober 2019 zeer hoog heeft opgenomen. Werkgever heeft onderbouwd aangevoerd dat zich in 2017, 2018 en 2019 ook al incidenten hebben voorgedaan in de vorm van onder meer schadevoorvallen. In sommige gevallen is ook disciplinair opgetreden. Werknemer erkent dat hij op 18 oktober 2019 een stommiteit heeft begaan, maar lijkt de ernst van het voorval niet te onderkennen, althans geeft daarvan in deze procedure onvoldoende blijk. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het voorval van 18 oktober 2019 dermate ernstig en verwijtbaar dat werkgever op een beëindiging van de arbeidsverhouding met werknemer had kunnen aansturen. Dat is (vooralsnog) echter niet gebeurd. Werkgever heeft besloten tot een disciplinaire maatregel die minder ver gaat, namelijk werknemer te ontheffen uit de functie van kraanmachinist, onder gelijktijdige aanstelling van hem in de functie van operationeel/terminal medewerker. Gelet op de ernst van het voorval en de recidive alsmede de belangen van werkgever bij een veilige werkomgeving ziet de kantonrechter op dit moment geen grond voor het oordeel dat werkgever niet als een goed werkgever heeft gehandeld door het opleggen van de maatregel. Het beroep van kraanmachinist brengt zware verantwoordelijkheden met zich mee en werknemer geeft er onvoldoende blijk van zich dat te realiseren. Het is aannemelijk dat werkgever deze stap wel moést nemen om erger te voorkomen en door niet over te gaan tot ontslag, maar te kiezen voor een minder vergaande sanctie betoont werkgever zich juist een goed werkgever. De kantonrechter wijst de vorderingen van werknemer af.