Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 februari 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:10854
Werkneemster heeft meermaals laten weten bij werkgever weg te willen en is niet op het werk verschenen. Geen ontslag op staande voet, maar een beëindiging van de arbeidsovereenkomst door werkgever waarmee werkneemster heeft ingestemd.

Feiten

Werkneemster is op 25 juni 2019 bij werkgeefster in dienst getreden in de functie van keukenmedewerker. Begin augustus 2019 is er een conflict geweest tussen partijen omtrent de loonbetaling en de salarisspecificatie van werkneemster. Begin, medio en eind augustus 2019 heeft werkneemster te kennen gegeven te willen stoppen met haar werk voor werkgeefster, die daarmee niet is akkoord gegaan. In oktober is het loon van werkneemster over de maand september aan haar betaald. Op 4 oktober 2019 heeft zij hierover via whatsapp vragen gesteld aan werkgeefster. Werkneemster heeft daarbij het volgende bericht gestuurd: ‘Als je je werk optimaal deed was dit allemaal niet nodig stelletjes dieven zijn jullie de genenen die er achter komen vechten tegen deze stiefstal….de geen die niet controleren kunne jullie ieder maand beroven dieven’ en ‘Maar duck jullie ik ben ook klaar en wou dat het zo ging want heb een andere baan en moest van jullie af’. Bij brief van 4 november 2019 is werkgeefster door werkneemster gesommeerd tot betaling van € 24.641,50 wegens onregelmatige opzegging van haar arbeidsovereenkomst, om correcte salarisspecificaties te verstrekken en om het achterstallig salaris te betalen als op basis van de salarisspecificaties blijkt dat niet het juiste salaris is betaald. Per e-mailbericht van 11 november 2019 heeft werkgeefster – verkort weergegeven – meegedeeld dat werkneemster niet op staande voet is ontslagen en dat niet duidelijk is wat er mis zou zijn met het betaalde loon en de verstrekte salarisspecificaties. Gevraagd is om concreet aan te geven wat er niet klopt. Werkneemster verzoekt de kantonrechter te verklaren voor recht dat geen sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet, zodat werkgeefster de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft opgezegd en werkgeefster te veroordelen tot betaling van € 3.000 aan billijke vergoeding, € 24.370,52 aan gefixeerde schadevergoeding en achterstallig loon.

Oordeel

Vaststaat dat werkneemster in augustus 2019 meermaals aan werkgeefster te kennen heeft gegeven dat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Zij is ook daadwerkelijk weggegaan bij haar werk en daar niet verschenen. Werkgeefster accepteerde dit niet omdat het aan werkneemster verstrekte voorschot nog niet was verrekend en het hoogseizoen was. Gelet hierop had het volgens de kantonrechter op de weg van werkneemster gelegen om een nadere onderbouwing te geven van haar stelling dat de arbeidsovereenkomst (ongewijzigd) zou voortduren tot 25 juni 2020. Omdat dit niet is gebeurd gaat de kantonrechter ervan uit dat partijen de bedoeling hadden de arbeidsovereenkomst eerder dan de contractuele einddatum te laten beëindigen. Gelet op het whatsappbericht van werkneemster van 4 oktober 2019 dat ‘zij wou dat het zo ging’, omdat zij een andere baan had en van werkgeefster af moest, en gezien het conflict in augustus 2019, kan van deze instemming met de beëindiging niet worden gezegd dat het allemaal louter in een opwelling is gebeurd. De wil om de arbeidsovereenkomst te beëindigen was bij werkneemster ook voordien al aanwezig. De kantonrechter komt daarmee tot de conclusie dat geen sprake is van een ontslag op staande voet maar van een beëindiging door werkgeefster waarmee werkneemster heeft ingestemd. Die instemming heeft werkneemster ook niet herroepen binnen de daarvoor geldende termijn van, in dit geval, drie weken. De verzoeken van werkneemster worden daarmee door de kantonrechter afgewezen.