Naar boven ↑

Rechtspraak

Rechtbank Noord-Nederland, 1 december 2020
Het niet waakzaam zijn dan wel het in slaap gevallen zijn van Complexbeveiliger/BHV’er tijdens een brand wordt aangemerkt als ernstig plichtsverzuim en rechtvaardigt derhalve een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens (ernstig) verwijtbaar handelen.

Feiten

In de beschikking van 9 juli 2020, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, heeft de kantonrechter op de daarin genoemde gronden vooralsnog bewezen geacht dat werkneemster ten tijde van het incident in de nacht van 9 op 10 november 2019 sliep, althans niet voldoende waakzaam was. Ook heeft de kantonrechter vooralsnog bewezen geacht dat de meeste werknemers net als werkneemster de bewuste nacht via de piepers van de brand op de hoogte zijn geraakt en de reden waarom werkneemster – hoewel zij van al deze collega’s het dichtst bij de brand werkzaam was – toch als laatste bij de brand is verschenen, is gelegen in de omstandigheid dat zij sliep, althans niet voldoende waakzaam was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat hij over de gevolgen van een en ander later zal oordelen, maar hij heeft al wel overwogen dat het al dan niet waakzaam zijn, dan wel het in slaap gevallen zijn van werkneemster in de bewuste nacht, mogelijkerwijs als ernstig plichtsverzuim geduid moet worden op grond waarvan het verzoek van DJI tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens (ernstig) verwijtbaar handelen zou kunnen worden toegewezen. De kantonrechter heeft werkneemster conform het daartoe door haar gedane aanbod in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren en voornoemd voorshands geleverde bewijs te ontzenuwen. Werkneemster heeft van deze gelegenheid gebruikgemaakt en ter voldoening van deze bewijsopdracht zichzelf en vijf andere getuigen laten horen.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat werkneemster met de getuigenverklaringen niet is geslaagd in de aan haar gegeven bewijsopdracht. Een van de getuigen heeft duidelijk verklaard te hebben gezien dat werkneemster in de bewuste nacht sliep. Ongeacht wie een wekker heeft gezet, uit de verklaring van deze getuige blijkt dat werkneemster na het afgaan van het alarm in eerste instantie dacht dat het alarm van die wekker afging in plaats van de pieper. Dit is een indicatie voor het slapen althans het al dan niet waakzaam zijn van werkneemster. De verklaringen van de overige getuigen komen overeen met hetgeen zij eerder (schriftelijk) hebben verklaard. Ook blijkt uit die verklaringen dat de getuigen net als werkneemster via hun piepers – en dus op hetzelfde moment – van de brand op de hoogte zijn geraakt. Alle getuigen hebben bovendien verklaard dat werkneemster na hen bij de locatie van de brand is aangekomen. De kantonrechter gaat er daarbij van uit dat werkneemster, van al haar collega’s, het dichtst bij de locatie van de brand werkzaam was. Werkneemster heeft haar stelling dat dit niet zo is, onvoldoende geconcretiseerd. Werkneemster heeft gesteld dat uit getuigenverklaringen van haar en enkele andere collega’s blijkt dat zij vier à vijf gesleutelde deuren door moesten, twee trappen op en twee gangen door en dit niet strookt met de stelling uit het verzoekschrift van DJI waarin staat dat werkneemster slechts langs twee deuren en één trap moest. Hoewel het klopt dat dit in het verzoekschrift staat vermeld, hebben de getuigen ook verklaard dat de locatie naar de brand voor hen niet ver weg gelegen was. De kantonrechter stelt in dit verband vast dat uit hun verklaringen volgt dat zij ‘minder dan een minuut’/’een afstand van ongeveer 50 meter’ (en ‘voor het gevoel ongeveer 30 seconden’) van de locatie van de brand verwijderd waren. Uit de verklaringen van de andere getuigen die naar de brand gekomen zijn, blijkt de kantonrechter genoegzaam dat zij ieder een langere weg hebben afgelegd dan werkneemster, maar alsnog eerder aanwezig waren, terwijl iedereen tegelijkertijd van de brand op de hoogte is geraakt. De kantonrechter gaat in het licht van het voorgaande ten slotte voorbij aan de stelling van werkneemster dat zij niet tegelijk met haar collega’s is aangekomen, omdat zij op een collega moest wachten die haar schoenen nog moest aantrekken. Dit is niet meer dan een momentopname/secondewerk geweest. De reden waarom werkneemster later dan de rest bij de brand is aangekomen, is naar het oordeel van de kantonrechter dat werkneemster ten tijde van het uitbreken van de brand sliep, althans niet voldoende waakzaam was. Dit valt werkneemster, vanuit haar functie als complexbeveiliger en BHV’er, naar het oordeel van de kantonrechter ernstig te verwijten en rechtvaardigt de door DJI gevorderde ontbinding op grond van ernstig verwijtbaar handelen. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt zonder toekenning van een transitievergoeding dan wel billijke vergoeding.