Naar boven ↑

Rechtspraak

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V./werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 20 november 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:9725
Gelet op het ontbreken van informatie over de reden van de intrekking van de verklaring van geen bezwaar (VGB) kan niet worden geoordeeld dat werknemer verwijtbaar heeft gehandeld. Wel ontbinding op de h-grond toegewezen.

Feiten

Werknemer is op 15 april 2001 in dienst getreden bij Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (hierna: KLM) in de functie van teamcoördinator bagageservices. Aan werknemer is laatstelijk op 3 maart 2014 een verklaring van geen bezwaar (hierna: VGB) verleend. Deze VGB verliep op 7 maart 2019. Voor het verlengen van de VGB heeft werknemer op 14 januari 2019 verlenging van de Schipholpas aangevraagd. Op 23 mei 2019 heeft KLM werknemer medegedeeld dat de AIVD de aanvraag voor de Schipholpas heeft doorgestuurd naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken, waardoor werknemer niet bezit over een geldige Schipholpas. De consequentie hiervan is het stopzetten van het loon van werknemer. Op verzoek van werknemer heeft KLM vakantiedagen laten afschrijven in plaats van het salaris stop te zetten. Bij brief van 10 juni 2019 heeft KLM werknemer bericht dat hij met ingang van 11 juni 2019 al zijn vakantiedagen heeft opgenomen en dat zijn loon zal worden stopgezet. Bij brief van 26 juni 2019 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken de verklaring van geen bezwaar van werknemer ingetrokken, omdat uit onderzoek zou zijn gebleken dat er onvoldoende waarborgen zijn dat werknemer onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende verplichtingen getrouwelijk zal voltrekken. Bij brief van 5 juli 2019 heeft KLM werknemer bericht dat zij het loon per 26 juni zal uitbetalen, mits werknemer bezwaar instelt tegen het besluit. Werknemer heeft bezwaar ingediend, maar dit bezwaar is op 26 november 2019 ongegrond verklaard. Bij e-mail van 4 december 2019 heeft werknemer KLM bericht dat hij tegen de beslissing op bezwaar in beroep zal gaan. In reactie daarop heeft KLM bij werknemer aangegeven dat zij in beginsel in deze situatie ontbinding van de arbeidsovereenkomst nastreeft. Vanaf 13 januari 2020 hebben KLM en werknemer contact gehad over eventuele herplaatsingsmogelijkheden. Het beroep van werknemer is op 26 mei 2020 door de rechtbank Den Haag ongegrond verklaard. Deze uitspraak is door de Raad van State op 4 november 2020 bevestigd. KLM verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden op de e- of h-grond. In tegenverzoek wordt door werknemer verzocht KLM te veroordelen tot betaling van het saldo van de opgenomen vakantiedagen als achterstallig salaris.

Oordeel

De kantonrechter overweegt dat gelet op het vertrouwelijke karakter van het veiligheidsonderzoek naar de intrekking van de VGB de kantonrechter niet over de achterliggende reden van de intrekking beschikt en niet kan beoordelen of werknemer verwijtbaar heeft gehandeld, waardoor een ontbinding op de e-grond niet mogelijk is. Omtrent de h-grond overweegt de kantonrechter dat vaststaat dat werknemer niet over een VGB en Schipholpas beschikt, zodat hij zijn eigen functie niet kan uitoefenen. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee gegeven dat van KLM niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook heeft KLM voldoende aannemelijk gemaakt dat geen herplaatsingsmogelijkheden aanwezig zijn. Er zijn meerdere herplaatsingsgesprekken gevoerd en de herplaatsingsverplichting reikt niet zover dat KLM moet afwachten of werknemer herplaatst kan worden in een functie waarvoor de vacature momenteel (tijdelijk) is ingetrokken. De conclusie is dat het verzoek van KLM wordt toegewezen en de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8 onder a BW zal worden ontbonden. Werknemer maakt aanspraak op de wettelijke transitievergoeding. Ten aanzien van het tegenverzoek van werknemer oordeelt de kantonrechter dat KLM voldoende heeft gesteld dat werknemer zijn VGB drie maanden van tevoren had moeten aanvragen en dat, voor zover hij dat te laat heeft gedaan, dat voor zijn rekening en risico komt. De beslissing is echter met vertraging van meer dan vijf weken en drie dagen genomen. De resterende periode, die blijkbaar niet te wijten is aan de te late aanvraag van werknemer, komt voor rekening en risico van KLM. Het is immers conform haar eigen beleid dat het nodig hebben van een VGB in beginsel voor risico komt van KLM. Dit brengt mee dat KLM vanaf 15 april 2019 onterecht vakantiedagen heeft afgeschreven en dat zij het loon niet had mogen stopzetten tussen 11 en 16 juni 2019. De vorderingen van werknemer worden daarom gedeeltelijk toegewezen.