Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 8 december 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:2471
Feiten
Op 14 september 2018 is werknemer in dienst getreden bij werkgeefster. LWA Holding B.V. (hierna: LWA) heeft op 25 september 2019 de activa van de onderneming van werkgeefster overgenomen. LWA is enig aandeelhouder van Rotterdam Thuis in Zorg (RTiZ). Bij brief van 11 oktober 2019 is namens werkgeefster aan werknemer meegedeeld dat de huishoudelijke activiteiten zijn overgenomen door RTiZ en de thuiszorgactiviteiten zijn ondergebracht bij een andere zorgaanbieder. Ook is werknemer meegedeeld dat dit betekent dat haar arbeidsovereenkomst met werkgeefster per 11 oktober 2019 eindigt. Op 18 oktober 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden met werknemer, waar hem is gevraagd ter plaatse een nieuwe arbeidsovereenkomst met RTiZ te ondertekenen. Dat heeft werknemer geweigerd. Vervolgens is haar meegedeeld dat een ontslagprocedure zou worden gestart als zij de overeenkomst niet alsnog zou ondertekenen. Bij brief van 29 oktober 2019 heeft LWA de koopovereenkomst ontbonden. Bij brief van 31 oktober 2019 heeft RTiZ aan werknemer meegedeeld dat zij nog in dienst is bij werkgeefster, omdat de koopovereenkomst met werkgeefster is ontbonden en omdat zij niet per 11 oktober 2019 een arbeidsovereenkomst is aangegaan met RTiZ. In juli 2020 zijn de faillissementen van LWA en RTiZ ingeroepen. De kantonrechter heeft in eerste aanleg overwogen dat per 11 oktober 2019 sprake is van een overgang van onderneming, dat de rechten en verplichtingen van werkgeefster uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met werknemer van rechtswege zijn overgaan op LWA en dat werkgeefster (slechts) gedurende een jaar na de overgang naast LWA hoofdelijk verbonden is voor de nakoming van verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst die zijn ontstaan vóór dat tijdstip. De kantonrechter heeft werkgeefster derhalve veroordeeld tot betaling van diverse bedragen over 1 juni 2019 tot 11 oktober 2019. Hiertegen is hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Overgang van onderneming
Het hof is van oordeel dat geen sprake is van overgang van onderneming. In het bijzonder is onvoldoende gebleken dat LWA/RTiZ de onderneming van werkgeefster heeft voortgezet met dezelfde of soortgelijke bedrijfsactiviteiten. In ieder geval heeft LWA/RTiZ de zorgklanten en het zorgpersoneel (uiteindelijk) niet overgenomen, althans heeft LWA/RTiZ dat deel van de onderneming van werkgeefster dat ziet op thuiszorg niet voortgezet. Werkgeefster heeft geen overzichten verstrekt van personeel, klanten en contracten die daadwerkelijk zijn overgegaan naar LWA/RTiZ en daar ook zijn gebleven. Uit diverse brieven valt op te maken dat LWA/RTiZ de onderneming van werkgeefster in het geheel niet, ook niet voor wat betreft de huishoudelijke hulp, heeft voortgezet. Een deugdelijke onderbouwing waaruit kan blijken dat de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen, heeft werkgeefster niet gegeven.
Salaris, vakantiebijslag, vakantie-uren en eindejaarsuitkering
Gelet op het voorgaande acht het hof niet aannemelijk geworden dat de arbeidsovereenkomst van werknemer met werkgeefster is geëindigd door een overgang van onderneming. Het hof is met werknemer van oordeel dat nu geen overgang van onderneming heeft plaatsgevonden, de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot 14 december 2019 in stand is gebleven en werknemer daarom recht heeft tot die datum op haar salaris, vakantiebijslag, vakantie-uren en eindejaarsuitkering. Een eventuele afspraak door werkgeefster met LWA/RTiZ dat deze laatste het salaris c.a. zou betalen kan niet aan werknemer worden tegengeworpen.