Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 januari 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:183
Feiten
Bij tussenarrest van 3 december 2019 heeft het hof een registeraccountant tot deskundige benoemd. Bij tussenarrest van 4 februari 2020 heeft het hof de bezwaren van werknemer verworpen en het voorschot op de kosten van deze deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 15.950 exclusief btw, € 19.299,50 inclusief btw, bepaald. Het hof heeft voorts hetgeen in het arrest van 3 december 2019 staat, gehandhaafd. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 2 juni 2020 in afwachting van het deskundigenbericht. Vervolgens heeft werknemer aanhouding van de zaak gevraagd. Werkgever heeft zich hiertegen verzet. Het hof heeft op 14 mei 2020 de zaak verwezen naar de rol van 16 juni 2020 voor memorie partijen na niet gehouden deskundigenonderzoek, teneinde werknemer in de gelegenheid te stellen om in een processtuk zijn verzoeken te doen. Werknemer heeft in reactie hierop het hof gewraakt. Na de beslissing van de wrakingskamer is de procedure voortgezet en het hof heeft vervolgens een datum voor arrest bepaald.
Oordeel
Werknemer heeft verzocht om de opdracht aan de deskundige te heroverwegen. De ruime opdracht heeft een zeer hoge voorschotnota tot gevolg waardoor werknemer niet in staat is om deze te voldoen en er zijn alternatieven, zo stelt werknemer. Het hof ziet echter geen reden om terug te komen op de eerder genomen beslissing en ziet tevens geen aanleiding om de termijn voor betaling van het voorschot nogmaals te verlengen. Het hof zal uit het niet betalen van het voorschot door werknemer de gevolgtrekking maken die hem geraden voorkomt. Als gevolg hiervan kan in rechte niet komen vast te staan dat werknemer recht heeft op de door hem gevorderde bonus over 2003 en het eerste kwartaal van 2004. Werknemer heeft verder betoogd dat onder de telefoonkosten ook die van zijn echtgenote vallen. Het hof overweegt dat de betekenis van het omstreden begrip moet worden vastgesteld aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Uit de tekst van het beding vloeit naar het oordeel van het hof voort dat het gaat om telefoonkosten die werknemer heeft gemaakt en dat het zakelijk gebruik van de telefoon voorop staat. Werknemer moet het fiscale forfaitaire bedrag dat staat voor het privégebruik van de telefoon aan de vennootschap vergoeden. Voor de uitleg dat ook de aanschafkosten van een mobiele telefoon ten behoeve van zijn echtgenote ten laste van de vennootschap komen, biedt de tekst van de arbeidsovereenkomst geen steun. Ook verder blijkt dit nergens uit. Het hof acht de betwisting van werknemer dat werkgever de belastingschade (naheffingsaanslagen en boetes) heeft betaald onvoldoende onderbouwd. Werkgever heeft niet alleen gesteld dat hij de loonbelasting heeft betaald, hij heeft dit bovendien met stukken onderbouwd. Vervolgens heeft de Belastingdienst een naheffingsaanslag loonbelasting en boete opgelegd ter zake van werknemer. Ook het beroep van werknemer op artikel 7:661 BW gaat niet op. Het gaat om door werknemer verschuldigde (inkomsten)belasting over zijn inkomen (uit arbeid) die bij wijze van voorheffing, via de loonbelasting, bij werkgever wordt geheven. Werkgever kan in dat geval de naheffingsaanslag die de Belastingdienst heeft besloten op te leggen, op werknemer verhalen. Daarvoor hoeft niet voldaan te zijn aan de vereisten van artikel 7:661 BW. Het hof is van oordeel dat aan werknemer een ernstig verwijt in de zin van artikel 2:9 BW kan worden gemaakt van het niet tijdig afdragen van de loonbelasting. Het hof is van oordeel dat werknemer aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de onjuiste salarisadministratie en dus de boete aan werkgever moet vergoeden. Er is hier sprake van opzettelijk dan wel bewust roekeloos handelen in de zin van artikel 7:661 BW. Tot slot oordeelt het hof dat ook de overige vorderingen ten aanzien van een extra bonus, vakantiebijslag over bonussen en immateriële schadevergoeding terecht in eerste aanleg zijn afgewezen.