Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 2 februari 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:336
Feiten
Werknemer is van 4 november 2009 tot 17 juni 2019 bij Trigion in dienst geweest als beveiliger. Werknemer is lid van de CNV, een van de vakverenigingen die partij zijn bij de CAO PB. In de CAO PB die gold van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 werd bepaald dat het vakantieloon bestond uit het basissalaris, vermeerderd met de gemiddeld verdiende onregelmatigheidstoeslag (verder: de ORT). In de CAO PB 2012/2013, die aanvankelijk gold van 1 juli 2012 tot en met 30 september 2013 en kennelijk is verlengd tot 1 oktober 2014, werd het rooster- en beloningssysteem (met ingang van loonperiode 10 van 2013) ingrijpend gewijzigd. Uitgangspunt was dat de wijzigingen kosten- en inkomensneutraal moesten zijn: de wijzigingen zouden niet (mogen) leiden tot een verhoging of verlaging van de arbeidskosten of het loon. Er werden arbeidsvoorwaarden ‘uitgeruild’, waarbij gebruikgemaakt werd van een zogenoemd ‘knoppenmodel’. De wijzigingen in het beloningssysteem waren (grofweg) dat de reguliere arbeidstijd werd teruggebracht van 160 uur naar 152 uur per vier weken. Daarnaast werd een verschuivingstoeslag geïntroduceerd. Daartegenover zouden de ADV-uren en de ORT over verlof vervallen. Het onderzoeksbureau Syntro heeft op verzoek van cao-partijen de hiervoor genoemde wijzigingen in de CAO PB 2012/2013 geëvalueerd. Rekening houdend met alle wijzigingen becijferde Syntro in haar rapport van december 2014 (verder ook: het Syntro-rapport), kort gezegd, dat de werknemers door de uitruil van arbeidsvoorwaarden in loonperiode 2 tot en met 9 van 2013 in vergelijking met loonperiode 2 tot en met 9 in 2014 erop achteruit waren gegaan. FNV heeft een aantal werkgevers in de beveiligingsbranche in rechte betrokken om de juistheid van het verval van de ORT te laten beoordelen. In dat verband heeft tussen cao-partijen overleg plaatsgevonden. Op 9 januari 2017 hebben cao-partijen een akkoord bereikt over de nieuwe CAO PB, geldend van 1 januari 2017 tot en met 30 september 2017. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis voor recht verklaard dat het hierin opgenomen artikel 66 nietig is. Werknemer heeft in hoger beroep zijn eis aldus gewijzigd dat hij thans vordert voor recht te verklaren dat artikel 66 lid 1 van de CAO PB geldend van 1 juli 2012 tot en met 30 september 2013 en artikel 66 lid 1 van de CAO PB geldend van 1 oktober 2014 tot en met 30 juni 2015 nietig zijn.
Oordeel
In aanmerking genomen dat de loonvordering van werknemer – naar hierna zal blijken: terecht – integraal is toegewezen en niet is gesteld of gebleken dat werknemer meent daarnaast nog iets van Trigion te vorderen te hebben, heeft werknemer, gelet op het ontbreken van enige toelichting op de eiswijziging, bij zijn gewijzigde vordering geen belang. Deze zal daarom worden afgewezen. Het hof gaat ervan uit dat in feite CNV Vakmensen, die werknemer te dezen rechtshulp verleent, bij de onderhavige eiswijziging (wel) belang heeft, maar CNV Vakmensen is geen partij in dit geding.
Grieven Trigion
Trigion komt op tegen de overweging van het bestreden vonnis, waarin de kantonrechter, samengevat, heeft geoordeeld dat de kennelijk door (een der) cao-partijen voorgestane bedoeling om met de additionele structurele loonsverhoging van 0,5% de gemiste ORT te compenseren geen neerslag heeft gevonden in de tekst van de CAO PB 2017. Uit de tekst van en de toelichting op artikel 42 van de CAO PB 2017 kan weliswaar worden afgeleid dat de (additionele) structurele loonsverhoging van 0,5% diende ter compensatie voor werknemers in relatie tot de afwikkeling van het Syntro-rapport, maar niet dat deze compensatie uitsluitend of zelfs maar in het bijzonder zag op de consequenties van het nieuwe systeem van arbeidstijden en toeslagen en dus op het vervallen van betaling van ORT tijdens vakantie-uren. Het moge zo zijn dat alle werknemers als gevolg van de onderhavige loonsverhoging van 0,5% na een periode van gemiddeld twee jaar zouden zijn gecompenseerd voor de gemiste ORT tijdens vakantie-uren en dat werknemer bij toewijzing van zijn loonvordering ter zake ‘dubbel zou worden gecompenseerd’, maar daaruit volgt geenszins dat het de bedoeling van de cao-partijen was dat individuele aanspraken van werknemers met betrekking tot (in dit geval) gemiste ORT tijdens vakantie-uren over de perioden waarin de eerdere cao’s toepasselijk waren, zouden komen te vervallen. Verder noopt naar het oordeel van het hof de enkele omstandigheid dat werknemer er als gevolg van de invoering van de wijzigingen in het beloningssysteem per loonperiode 10 van 2013 salarieel (per saldo) met 4,92% op vooruit is gegaan niet tot het oordeel dat toewijzing van de onderhavige loonvordering, die is gebaseerd op de nietigheid van artikel 66 lid 1 van de CAO PB 2014/2015, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het vonnis wordt bekrachtigd.