Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 23 december 2020
ECLI:NL:RBGEL:2020:6984
Feiten
Werkneemster is in dienst getreden bij Exploitatiemaatschappij Andor Security Service B.V. (hierna: Andor) en werkte sinds 1 juli 2013 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een arbeidsduur van 32 uur per week en een salaris van € 1.799,86 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Beveiligingsorganisaties van toepassing. In de cao is bepaald dat de werknemer die wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, in het eerste ziektejaar gedurende de eerste zes maanden doorbetaling van het ziektegeld tot 100% behoudt en gedurende de tweede zes maanden doorbetaling van het ziektegeld tot 90%. In het tweede ziektejaar behoudt werknemer doorbetaling van het ziektegeld tot 85%. Op enig moment wordt werkneemster ziek en per 5 februari 2018 is de loondoorbetalingsverplichting van Andor geëindigd en ontvangt werkneemster een WIA-uitkering. Vanaf dat moment is sprake van een zogenoemd slapend dienstverband. Op 17 december 2019 heeft werkneemster Andor verzocht het dienstverband te beëindigen per 1 januari 2020, met toekenning van een ontslagvergoeding ter hoogte van de transitievergoeding. Andor heeft op 5 februari 2020 een door haar al ondertekende vaststellingsovereenkomst naar werkneemster gestuurd. Zij is daar niet mee akkoord gegaan, omdat Andor op de overeengekomen bedragen een verrekening heeft toegepast ter zake van (volgens Andor) te veel betaald loon tijdens ziekte. Het dienstverband is per 1 januari 2020 geëindigd. Werkneemster verzoekt de kantonrechter Andor te veroordelen tot betaling van € 3.632,46 bruto aan transitievergoeding en € 3.825,61 bruto aan verlofsaldo van 279,65 uren. Andor stelt dat de gevorderde bedragen verrekend dienen te worden met een bedrag van € 4.552,61 aan te veel (en dus onverschuldigd) betaald loon tijdens ziekte. Andor heeft 100% loon doorbetaald tijdens ziekte, terwijl in de toepasselijke cao staat dat er bij ziekte na zes maanden 90% van het loon wordt betaald en na één jaar 85%.
Oordeel
Niet in geschil tussen partijen is dat de cao een zogenoemde minimum-cao is. Het staat de werkgever dus vrij om af te wijken van de cao in een voor de werknemer gunstige zin. Andor heeft in het tweede half jaar dat werkneemster ziek was en in het tweede ziektejaar – in afwijking van de percentages in de cao – 100% van het loon doorbetaald. Door gedurende een periode van anderhalf jaar op deze wijze feitelijk uitvoering te geven aan de op grond van de cao toegestane afwijking, heeft Andor bij werkneemster het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij aanspraak kon maken op volledige doorbetaling van het loon tijdens ziekte tot begin februari 2018. Andor stelt dat werkneemster de cao behoort te kennen, maar dit geldt evenzeer (en misschien nog wel meer) voor Andor. Bovendien, zoals hierboven al is vastgesteld, is uitbetaling van meer dan de in de cao opgenomen minimumpercentages mogelijk. Dus ook als werkneemster op de hoogte was van de percentages in de cao, was het niet per definitie zo dat zij daarover bij Andor aan de bel had moeten trekken, zoals Andor stelt. Verder is het zo dat de werkgever een deugdelijke administratie dient bij te houden en is het de werkgever die, zoals hij zelf heeft gesteld, een administratieve fout heeft gemaakt. Deze fout dient voor rekening van Andor te komen en de kantonrechter acht het achteraf zonder meer verrekenen van het meer betaalde in dit geval in strijd met de norm van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW. Het verrekeningsverweer van Andor slaagt dus niet. Dit betekent dat Andor de transitievergoeding en het verlofsaldo, zoals door werkneemster gevorderd, dient te betalen.