Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 18 februari 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:1599
Feiten
Werkneemster is in 1993 bij Van Ekeris in dienst getreden. Na ziekmelding op 21 augustus 2018 is de re-integratie van werkneemster niet probleemloos verlopen. Op 19 mei 2020, dus nog voor het verstrijken van de wachttijd van twee jaar, heeft Van Ekeris ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. De kantonrechter heeft dat verzoek per 30 juni 2020 toegewezen omdat werkneemster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door haar re-integratieverplichtingen niet na te komen. Werkneemster is het niet eens met dat oordeel. Zij verzoekt voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte. Verder vraagt zij het hof de datum van ontbinding te wijzigen van 30 juni 2020 in 1 oktober 2020 en Van Ekeris te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
Oordeel
Van Ekeris heeft voldoende feitelijk onderbouwd dat werkneemster haar re-integratieverplichtingen zodanig ernstig heeft geschonden, dat op 14 februari 2020 een loonstop onvermijdelijk was. Werkneemster blijft erbij dat de bedrijfsartsen haar klachten niet serieus namen en dat zij echt niet kon werken. Het hof volgt werkneemster niet in die redenering. Werkneemster kon haar eigen werk niet meer doen, maar wel aangepast werk dat in haar geval bestond uit zeer lichte, boventallige werkzaamheden en gericht was op behoud of opbouw van arbeidsritme in plaats van productiviteit. Verder maakt werkneemster Van Ekeris het verwijt dat zij geen nader medisch onderzoek heeft laten verrichten door Ergatis, zoals door de bedrijfsarts als mogelijkheid is genoemd. Voor dergelijk onderzoek is geen reden gebleken, omdat de beperkingen zijn geaccepteerd en tot het advies van aangepaste zeer lichte werkzaamheden boven de sterkte hebben geleid, welke werkzaamheden vervolgens in het eerste deskundigenoordeel na onderzoek ook passend zijn geacht. Volgens werkneemster is, ondanks wat hiervoor staat, geen sprake van de ontbindingsgrond ‘verwijtbaar handelen’. Zij vindt dat zij, na de spoedcontrole door de bedrijfsarts, onvoldoende tijd heeft gehad om haar gedrag te beteren. Het hof verwerpt deze stelling. Werkneemster wist dat Van Ekeris haar ziekmelding van 30 januari 2020 niet accepteerde, vond dat zij ongeoorloofd afwezig was en dat daarom een spoedcontrole nodig was. Werkneemster had zich daarom zelf op het werk moeten melden en kan zich niet verschuilen achter een (door Van Ekeris betwiste) uitlating van de bedrijfsarts. Werkneemster heeft verwijtbaar gehandeld door zonder deugdelijke grond haar re-integratieverplichtingen niet na te komen. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Gelet op de lange duur van het dienstverband (ruim 27 jaar) dat, tot september 2018, vlekkeloos is verlopen, en het gegeven dat werkneemster sinds 2 september 2020 een volledige WIA-uitkering ontvangt, acht het hof het onaanvaardbaar dat in het geheel geen vergoeding wordt betaald. Het hof vindt in dit geval een vergoeding van € 2.000 bruto in plaats van de in eerste aanleg berekende (bijna) € 7.000 redelijk.