Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 4 november 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:14255
Feiten
Apandam Europe B.V. (hierna: Apandam) is op 15 juli 2016 opgericht door Ningbo O&B Trading Ltd. (hierna: Ningbo). Ningbo was op dat moment enig aandeelhouder van Apandam. Zij was gevestigd in de stad Ningbo te China. Mevrouw X was enig aandeelhouder en statutair bestuurder van Ningbo. Werkneemster is bij de oprichting van Apandam benoemd tot bestuurder van Apandam. In de statuten van Apandam zijn onder meer bepalingen opgenomen over de levering van aandelen, de benoeming, de schorsing en het ontslag van bestuurders en de besluitvorming in en buiten de algemene vergadering. Op 16 december 2019 is Ningbo in China ontbonden. Op 16 januari 2020 is bij de KvK een opgave gedaan om werkneemster uit te schrijven als bestuurder van Apandam. In een op 17 januari 2020 gedateerd besluit – genomen door Ningbo en ondertekend door mevrouw X – is werkneemster met onmiddellijke ingang ontslag als bestuurder en als werknemer aangezegd wegens het verrichten van frauduleuze handelingen. Op 24 april 2020 en op 7 mei 2020 zijn nieuwe besluiten genomen om werkneemster met onmiddellijke ingang als bestuurder en als werknemer van Apandam te ontslaan. Deze besluiten zijn genomen en ondertekend door mevrouw X. In een (Nederlandse) notariële akte van 11 mei 2020 is onder meer opgenomen dat de aandelen van Ningbo worden overgedragen aan mevrouw X. Werkneemster verzoekt de rechtbank primair te verklaren voor recht dat de besluiten van 17 januari 2020 (althans 16 januari 2020), 24 april 2020 en 7 mei 2020 nietig dan wel vernietigbaar zijn. Daarnaast verzoekt werkneemster het ontslag op staande voet te vernietigen en Apandam te veroordelen tot betaling van haar salaris vanaf 1 januari 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Subsidiair verzoekt werkneemster Apandam te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding.
Oordeel
De besluiten van 16 (of 17) januari, 24 mei en 7 mei 2020
Artikel 13 van de statuten van Apandam bepaalt dat voor de levering van een aandeel (…) is vereist een daartoe bestemde ten overstaan van een in Nederland standplaats hebbende notaris verleden akte waarbij de betrokkenen partij zijn. Het staat vast dat aan dit vereiste uit de statuten niet is voldaan. Omdat Ningbo op 16 januari 2020 de enig aandeelhouder was, was zij (formeel gezien) als enige bevoegd om een besluit te nemen. Het nemen van een besluit was voor Ningbo vanaf 16 december 2019 echter niet meer mogelijk, omdat die vennootschap op die datum ontbonden is. Het besluit van 16 januari 2020 wordt daarom op grond van artikel 2:14 lid 1 BW nietig verklaard. Los van het voorgaande is het besluit van 16 januari 2020 ook vernietigbaar. Niet is komen vast te staan (1) dat werkneemster is gehoord over het voornemen om haar te ontslaan en ook niet (2) dat werkneemster deugdelijk in de gelegenheid is gesteld om gebruik te maken van haar raadgevende stem. Omdat het besluit van 16 (of 17) januari 2020 nietig is, heeft zowel de vennootschappelijke relatie als de arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en Apandam na de dag van dat besluit nog voortgeduurd. Op zowel 24 april als 7 mei 2020 was er echter (nog steeds) niet voldaan aan het formele vereiste van artikel 13 uit de statuten zoals reeds besproken. Deze besluiten zijn eveneens nietig. De vennootschappelijke relatie tussen werkneemster en Apandam heeft daarom tot na 7 mei 2020 voortgeduurd. Datzelfde geldt voor de arbeidsovereenkomst tussen Apandam en werkneemster.
Het besluit van 11 mei 2020
Naar het oordeel van de rechtbank is met de notariële akte en de daarin opgenomen gegevens voldaan aan de genoemde vereisten uit artikel 2:196 lid 1 en 2 BW, alsmede aan de vereisten van artikel 13 van de statuten van Apandam. Daarmee zijn de aandelen op 11 mei 2020 naar het oordeel van de rechtbank rechtsgeldig overgegaan van Ningbo op mevrouw X. Omdat er vanaf 11 mei 2020 voldaan is aan de formele vereisten, was mevrouw X vanaf die datum bevoegd om (als enig aandeelhouder) voor Apandam besluiten te nemen. Het besluit waarin mevrouw X zichzelf benoemt en werkneemster ontslaat als bestuurder van Apandam, is rechtsgeldig op 11 mei 2020 genomen. De vennootschappelijke relatie – en daarmee ook de arbeidsovereenkomst – tussen Apandam en werkneemster is dan ook vanaf 11 mei 2020 geëindigd. Omdat de arbeidsovereenkomst pas op 11 mei 2020 is geëindigd, heeft werkneemster tot die datum in beginsel recht op loon. Het is door werkneemster als onweersproken gesteld dat zij vanaf 1 januari 2020 geen salaris meer heeft ontvangen. Dit betekent dat aan werkneemster over de periode vanaf 1 januari tot 11 mei 2020 achterstallig loon toekomt.
Ontslag op staande voet
Anders dan bij een ‘normale’ werknemer, komt een ontslagen statutair bestuurder (zoals werkneemster) geen beroep toe op de vernietiging van het ontslag op staande voet. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst met een bestuurder namelijk op grond van artikel 7:671 lid 1 onder e BW rechtsgeldig opzeggen, zonder dat daarvoor instemming van die bestuurder is vereist. Er kan daarom ook geen vernietiging van die opzegging op grond van artikel 7:681 lid 1 onder a BW worden verzocht. Een werknemer die ook bestuurder was, kan op grond van artikel 7:682 lid 3 BW wel een billijke vergoeding verzoeken. Apandam heeft ter onderbouwing van de stelling dat werkneemster frauduleus heeft gehandeld een schriftelijke verklaring van C overgelegd. Daarin valt te lezen dat hij onderzoek heeft gedaan naar werkneemster en dat hij heeft geconstateerd (1) dat werkneemster diverse privé-uitgaven heeft laten vergoeden door Apandam, (2) dat werkneemster haar huurlasten heeft laten vergoeden door Apandam, (3) dat er over de jaren 2017 tot en met 2019 betalingen zijn verricht met de creditcard van Apandam door werkneemster, (4) dat er facturen zijn verstuurd aan klanten van Apandam waarop het rekeningnummer van werkneemster is genoemd, (5) dat werkneemster een leaseauto heeft aangeschaft met een cataloguswaarde van € 127.000 en (6) dat werkneemster valse verklaringen heeft afgelegd. Bij de verklaring zijn een groot aantal afschriften en bonnetjes toegevoegd. Werkneemster heeft verweer gevoerd tegen de stelling dat zij frauduleus heeft gehandeld. Volgens werkneemster heeft zij, althans haar persoonlijke vennootschap, nog een bedrag tegoed van € 569.520 van Apandam. Ter onderbouwing van dit verweer heeft werkneemster alle bankafschriften overgelegd waarop te zien is dat er veelvuldig (grote) bedragen zijn overschreven van de bankrekening van haar persoonlijke vennootschap naar Apandam. Uit de verklaring van C valt niet af te leiden dat C in zijn onderzoek rekening heeft gehouden met de vele bankoverschrijvingen van de persoonlijke vennootschap van werkneemster naar Apandam. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of er door werkneemster geldmiddelen van Apandam zijn aangewend voor privédoeleinden dan wel dat er sprake was van een ‘vergoeding’ voor het geld dat haar persoonlijke vennootschap aan Apandam heeft betaald. Of werkneemster frauduleuze handelingen heeft verricht, kan de rechtbank dan ook niet vaststellen. Daarmee is de dringende reden voor ontslag niet komen vast te staan. De vorderingen van werkneemster tot toekenning van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding worden toegewezen.