Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Bevolkingsonderzoek Midden-West
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 januari 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:188
Vervolg tussenarrest. Wachtgeldregeling cao Ziekenhuizen voor werknemer die sinds 1 oktober 2017 in Libanon woont. Hof heeft recht op wachtgeld onderzocht. Recht op wachtgeld is vanaf 1 oktober 2017 komen te vervallen omdat recht op WW toen is beƫindigd.

Feiten

Werknemer is op 11 juni 1990 in dienst getreden van de Stichting Bevolkingsonderzoek Midden-West (hierna: BOMW). De cao Ziekenhuizen 2011-2014 (hierna: de cao) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing. In artikel 14 van de cao is een wachtgeldregeling opgenomen. Per 1 juli 2013 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden en per 1 november 2013 heeft het UWV werknemer een WW-uitkering toegekend. Bij brieven van 9 augustus 2013 en 15 oktober 2013 aan BOMW heeft werknemer aanspraak gemaakt op wachtgeld. De aanspraak is bij brieven van 13 september 2013 en 30 oktober 2013 door BOMW afgewezen. Bij vonnis van 24 februari 2015 is BOMW veroordeeld tot nakoming van de wachtgeldregeling jegens werknemer. In deze procedure heeft werknemer nakoming door BOMW van de wachtgeldregeling uit de cao gevorderd. De kantonrechter heeft in eerste aanleg voor recht verklaard dat BOMW toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de wachtgeldregeling en BOMW veroordeeld tot nakoming daarvan tot en met december 2017. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering kwam werknemer in hoger beroep op. Het hof heeft toen geoordeeld dat het recht op wachtgeld niet is vervallen en dat pensioen geen onderdeel van het te ontvangen wachtgeld dient te vormen. Ten aanzien van de hoogte van het wachtgeld heeft het hof geoordeeld dat werknemer ook recht heeft op de algemene loonaanpassingen uit de cao van 2015 en 2016. Voorts heeft werknemer in hoger beroep gesteld dat BOMW in haar berekening het wachtgeld over de maanden oktober tot en met december 2017 ten onrechte op nihil heeft gesteld en dat de wachtgeldregeling dient te worden nagekomen tot en met februari 2019. Het hof constateert echter dat uit de stukken blijkt dat werknemer vanaf 1 oktober 2017 in Libanon woonachtig is en dat het UWV om die reden de WW-uitkering vanaf 1 oktober 2017 heeft beëindigd. Uit de cao blijkt dat het recht op wachtgeld is gekoppeld aan het recht op een WW-uitkering. Nu de cao algemeen verbindend is verklaard, is het hof gehouden te onderzoeken of werknemer recht heeft op wachtgeld vanaf 1 januari 2018. Het hof heeft de beslissing hieromtrent daarom aangehouden.

Oordeel

Werknemer is eind september 2017 in Libanon gaan wonen en het UWV heeft de WW-uitkering van werknemer per 1 oktober 2017 beëindigd. Hiermee is op grond van artikel 14.8.1 vierde bolletje van de cao het wachtgeld vanaf 1 oktober 2017 komen te vervallen, omdat de WW-uitkering van werknemer is stopgezet omdat hij niet al datgene heeft gedaan wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van de WW-uitkering. Het beroep van werknemer op de aard en strekking van de wachtgeldregeling en de redelijkheid en billijkheid maakt dat niet anders. Werknemer heeft zes berekeningen met betrekking tot het wachtgeld overgelegd waarop hij, uitgaande van het tussenarrest, aanspraak meent te hebben. In de salarisontwikkeling zijn echter ten onrechte de eenmalige uitkeringen van € 200 per september 2017 en per september 2018 en de pensioenreserveringen meegerekend. Dit betekent dat de berekeningen van werknemer niet bruikbaar zijn. Het hof zal voor de berekening van het wachtgeld daarom – evenals de kantonrechter – uitgaan van de berekening van BOMW. In die berekening is de wachtgelduitkering over de maanden oktober, november en december 2017 op nihil gesteld. In deze berekening dient evenwel de verhoging van 0,5% van het brutojaarsalaris per juli 2015 en per juli 2016 (zoals toewijsbaar geacht in het tussenarrest) nog te worden verdisconteerd. Het bestreden vonnis zal in zoverre worden vernietigd.