Rechtspraak
Feiten
De heer X is getrouwd met mevrouw Y. Op 31 maart 1995 heeft de heer X een bv (hierna: de bv) opgericht teneinde zijn werkzaamheden als psychiater in de bv onder te brengen. Met ingang van 1 januari 1996 heeft mevrouw Y maandelijks vaste bedragen van de bv ontvangen. Van die betalingen ontving zij specificaties waarop staat vermeld dat zij op 1 januari 1996 in dienst is getreden. Er werd feitelijk niets ingehouden van premies werknemersverzekeringen. Het vaste bedrag dat mevrouw Y in 2020 ontving was € 6.025 bruto per maand. Sinds de zomer van 2015 wonen partijen niet meer samen. Een verzoek tot echtscheiding, eind 2019 ingediend, is nog steeds aanhangig. Op 16 december 2020 heeft de heer X aan mevrouw Y medegedeeld dat de bv haar ondernemingsactiviteiten heeft gestaakt en dat de opdracht aan Y uiterlijk op 31 december 2020 eindigt. Mevrouw Y stelt zich op het standpunt dat tussen partijen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst en verzoekt toekenning van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding. De bv stelt dat sprake is geweest van een overeenkomst van opdracht.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat ook tussen echtgenoten sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst. Het feit dat Y haar werkzaamheden voor haar echtgenoot heeft verricht, kan op zichzelf genomen wel een aanwijzing zijn dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Een gezagsverhouding tussen echtgenoten ligt immers minder voor de hand. Dat van een gezagsverhouding sprake is geweest, staat naar het oordeel van de kantonrechter niet vast. De bv heeft in dit verband onder meer aangevoerd dat Y haar werkzaamheden vanuit de (gezamenlijke) woning verrichtte, terwijl de praktijk elders was gevestigd en X er sinds 2015 bovendien niet meer woonde. Y kon haar werkzaamheden daardoor zonder toezicht van X uitvoeren. Zij was verder nagenoeg vrij de duur en de inhoud van haar werkzaamheden te bepalen en de tijdstippen dat zij die wilde uitvoeren. Zij was bovendien volledig vrij in het opnemen van langdurig verlof. De door Y overgelegde e-mailberichten van X brengen de kantonrechter op dit punt niet tot een ander oordeel. Daaruit blijkt weliswaar dat X aan Y in de loop van de jaren concreet heeft gevraagd bepaalde werkzaamheden te verrichten, maar die tonen niet aan dat sprake is geweest van een gezagsverhouding. Ook bij een overeenkomst van opdracht heeft de opdrachtgever namelijk de bevoegdheid dergelijke instructies te geven en ook om te wijzen op mogelijke consequenties als die opdrachten/instructies niet worden opgevolgd. Consequenties waren er in feite echter nooit. Tekenend in dit verband is het door de bv geschetste voorval waarbij aan Y is gevraagd stukken naar een collega-psychiater te verzenden. Y heeft dat geweigerd te doen en toen heeft de heer X het zelf gedaan. Ook daaruit blijkt wel dat geen gezagsverhouding tussen partijen heeft bestaan. Was daadwerkelijk sprake van een arbeidsovereenkomst, dan zou aannemelijk zijn dat de bv de arbeidsrechtelijke handvatten zou benutten voor het disciplineren van Y, die meermaals opdrachten niet (goed) opvolgde. Ook het feit dat geen verlofdagen werden opgebouwd en opgenomen wijst erop dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daar komt bij dat de hoogte van de beloning in geen verhouding staat tot het door Y verrichte werk. Het gaat om (relatief) eenvoudige administratieve werkzaamheden op parttime basis en de beloning van ruim € 6.000 per maand is zo hoog dat zonder nadere motivering niet kan worden volgehouden dat die is overeengekomen als onderdeel van een zakelijke, tussen een werkgever en werknemer gesloten, arbeidsovereenkomst. De bv heeft uitgelegd dat die beloning destijds door haar boekhouder/accountant om belastingtechnische redenen is geadviseerd om de winst van de onderneming te verlagen. De bv heeft verder uitgelegd dat het voor X niet uitmaakte dat Y zo’n hoge beloning ontving, omdat het per saldo toch onderdeel werd van het gezamenlijk inkomen. Dit betoog komt de kantonrechter zeer plausibel voor. De conclusie is dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst heeft bestaan. De verzoeken van mevrouw Y worden afgewezen.