Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 2 maart 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:2986
Feiten
Werknemer is in dienst van Foekens Sloopcombinatie B.V. (hierna: Foekens) en is vanaf 2 juni 2020 arbeidsongeschikt. Foekens verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden vanwege verwijtbaar handelen van werknemer. De kantonrechter heeft mondeling uitspraak gedaan.
Oordeel
De kantonrechter wijst het verzoek van Foekens af, op de volgende gronden.
Ontbreken deskundigenverklaring UWV
De door Foekens gestelde verwijtbare gedragingen van werknemer gaan voor een groot deel over het niet of onvoldoende meewerken aan re-integratie door werknemer en hebben ook voor een belangrijk deel te maken met de arbeidsongeschiktheid van werknemer vanaf 2 juni 2020. Als een werkgever ontbinding verzoekt op de e-grond in verband met het niet nakomen van re-integratieverplichtingen, volgt uit de wet dat de kantonrechter het verzoek moet afwijzen als de werkgever geen deskundigenverklaring van het UWV heeft overgelegd. Nu Foekens dit heeft nagelaten, moet het verzoek dan ook worden afgewezen, voor zover het verband houdt met het niet nakomen van re-integratieverplichtingen. Niet is gebleken dat van Foekens niet kan worden gevergd een deskundigenverklaring van het UWV te overleggen.
Overige aangevoerde gronden
De andere door Foekens aangevoerde gronden kunnen op zichzelf geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Twee incidenten uit 2019 kunnen niet als grond voor ontbinding dienen, nu deze niet actueel genoeg zijn en na die incidenten de arbeidsovereenkomst van werknemer alsnog is verlengd voor onbepaalde tijd. Wat betreft een auto die door Foekens ter beschikking is gesteld aan werknemer, erkent werknemer dat hij die auto privé heeft gebruikt. Niet gebleken is echter dat Foekens aan werknemer heeft laten weten dat hij dat niet mocht doen en dat werknemer vervolgens de auto daarna toch weer privé heeft gebruikt. Daarvan uitgaande is geen sprake van verwijtbaar gedrag dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Ten aanzien van een door Foekens genoemd incident met een shovel geldt hetzelfde. Dit incident zou verwijtbaar handelen kunnen opleveren als kan worden vastgesteld dat werknemer na een expliciete waarschuwing toch met de shovel heeft gereden. Dit is hier echter niet het geval. Vast staat wel dat werknemer met een telefoon die hem door Foekens ter beschikking was gesteld, heeft gebeld met of een sms heeft gestuurd naar Tunesië, ondanks een duidelijke mededeling van Foekens dat dat niet was toegestaan. Ook staat vast dat werknemer een andere telefoon heeft ingeleverd bij Foekens dan die hem ter beschikking was gesteld. Dit levert wel verwijtbaar gedrag op van werknemer. Maar deze twee gedragingen zijn niet van dien aard dat van Foekens redelijkerwijs niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Die gedragingen kunnen daarom ook geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Bovendien speelt mee dat werknemer een zieke werknemer is. Hoewel geen medische stukken zijn overgelegd, is wel voldoende aannemelijk geworden dat de gedragingen van werknemer, zoals het bellen en een sms sturen aan Tunesië, mede te maken hebben met medische en/of sociale problemen van werknemer. Uit de laatste verklaring van de bedrijfsarts volgt dat sprake is van ernstige medische problemen. Dit betekent dat kan worden aangenomen dat de gedragingen van werknemer in mindere mate verwijtbaar zijn en dat het verzoek van Foekens mede verband houdt met het opzegverbod tijdens ziekte. Ook dit staat in de weg aan ontbinding. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.