Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 19 april 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:3667
Feiten
Werkneemster is sinds 30 november 2009 in dienst bij ROC en sinds september 2010 werkzaam binnen het team Pedagogisch Werk (PW). Werkneemster is lid van de Ondernemingsraad (OR). Eind oktober 2018 heeft werkneemster bij ROC aangekondigd dat zij een boek wilde gaan schrijven over haar ervaringen met gepersonaliseerd onderwijs. De directeur en de manager Team Communicatie en Marketing stonden daar positief tegenover. De directeur heeft per brief d.d. 12 november 2019 wel aangegeven dat er wat hun betreft wel een aantal grenzen, voortvloeiend uit de verplichtingen van goed werknemerschap, de Gedragscode en de nieuwe privacywetgeving, aan de vrijheid tot het schrijven van het boek zaten. Werkneemster heeft hierop gereageerd dat ze het boek zal gaan schrijven. Een jaar later verschijnt het boek. Collega’s uit het team PW hebben zich bij de directeur beklaagd over de wijze waarop zij in hun ogen tot de persoon herleidbaar in het boek werden neergezet, waardoor zij zich niet prettig voelen in een samenwerking met werkneemster. Werkneemster is verzocht haar werkzaamheden tijdelijk neer te leggen. Dit heeft werkneemster geweigerd waarna zij is geschorst. Tegen die (en latere schorsingen) heeft werkneemster beroep aangetekend. Besproken is mediation in te zetten, maar het mediationtraject is zonder resultaat beëindigd. Het ROC heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft de overeenkomst ontbonden. Tegen die beschikking komt werkneemster in hoger beroep.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat de ontbinding op de g-grond gerechtvaardigd is en dat herstel van de arbeidsovereenkomst niet in de rede ligt. Anders dan werkneemster stelt, heeft de verstoorde arbeidsverhouding niets te maken met haar vrijheid van meningsuiting. Dat zij die heeft, staat buiten kijf en dat ROC die niet heeft ingeperkt staat volgens het hof eveneens vast. Die inperking ziet het hof ook niet in het in deze procedure aan de orde zijnde verzoek van ROC om de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden. Dat verzoek vormt geen reactie op het uiten door werkneemster van haar mening of kritiek op de wijze waarop ROC met onderwijsvernieuwing omgaat, maar op de gevolgen die de inhoud van het boek heeft op de interne verhoudingen en werkrelaties. Met de keuze om haar mening in een boek te ventileren, met een anekdotische stijl waarbij dagelijkse werksituaties en uitingen van collega’s vrij precies zijn beschreven en de wijze waarop zij (een deel van) haar collega’s in haar boek heeft geportretteerd, heeft werkneemster een substantieel aantal collega’s diep gekwetst. Werkneemster had zich moeten realiseren dat het uitbrengen van haar boek de samenwerking met diverse collega’s zou bemoeilijken. Het hof rekent haar bovendien zwaar aan dat zij bedrijfsgevoelige informatie in haar boek openbaar heeft gemaakt. Ook de houding en opstelling van werkneemster na publicatie en de wijze waarop zij heeft gereageerd op de onvrede uit haar team heeft de arbeidsverhouding verder verstoord. De verstoorde arbeidsverhouding en de verwijten die ROC maakt, houden naar het oordeel van het hof geen verband met haar OR-lidmaatschap. Er is geen sprake van een schending van het opzegverbod. Herplaatsing ligt verder niet in de rede. Terugkeer in het team PW is gelet op wat er is voorgevallen niet meer mogelijk.
Billijke vergoeding
Het hof oordeelt dat het ROC ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het verwijt is hierin gelegen dat ROC na de beroering die na het verschijnen van het boek is ontstaan, te prematuur naar de forse maatregel van schorsing van werkneemster heeft gegrepen. Verder verwijt het hof ROC dat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om, nadat commotie over het boek van werkneemster was ontstaan, de verhoudingen te normaliseren. Het hof stelt de billijke vergoeding vast op € 40.000.