Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 20 april 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:680
Feiten
Op 1 mei 2012 rond 15:00 uur heeft een ongeval plaatsgevonden, waarbij werkneemster letsel heeft opgelopen. Werkneemster was op die dag in dienst bij werkgever en werkzaamheden aan het verrichten in de aan werkgever toebehorende strandtent. Werkneemster kreeg tijdens haar werkzaamheden plotseling een enorm stekende pijn in haar rechtervoet. Werkneemster is naar het ziekenhuis gebracht. Werkneemster is tweemaal geopereerd en heeft tot en met 16 mei 2012 in het ziekenhuis gelegen. NN heeft als aansprakelijkheidsverzekeraar van werkgever aansprakelijkheid afgewezen. In deze procedure gaat het om de vraag of werkgever aansprakelijk is voor de door werkneemster geleden en nog te lijden schade in verband met het arbeidsongeval op 1 mei 2012. De kantonrechter heeft die vraag in de tussen partijen gevoerde deelgeschilprocedure ontkennend beantwoord. Werkneemster komt tegen de beschikking in hoger beroep.
Oordeel
Werkgever heeft als verweer aangevoerd dat werkneemster haar klachtplicht heeft geschonden. Het ingeroepen bewijsbelang acht het hof niet van voldoende gewicht om te oordelen dat werkneemster niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd. Werkgever heeft in de gegeven omstandigheden, ook zonder dat werkneemster tegenover hem zich beklaagde over de toestand van de vloer, niet gehandeld zoals van hem mocht worden verwacht. In de eerste plaats had werkgever het ongeval moeten melden bij de Inspectie SZW en hierover desgevraagd zo spoedig mogelijk moeten rapporteren. Gelet op het ernstige letsel en het onalledaagse karakter van het ongeval, lag het naar het oordeel van het hof ook voor de hand dat onderzoek zou worden gedaan. Bovendien had van werkgever mogen worden verwacht dat hij in eigener beweging een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van het ongeval. Het beroep op schending van de klachtplicht faalt.
Zorgplicht
Nu partijen tegengestelde stellingen hebben betrokken, kan het hof op grond daarvan niet vaststellen of de vloer beantwoordde aan de daaraan te stellen eisen en of werkgever in verband daarmee aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Indien zou moeten worden uitgegaan van de verklaringen van getuigen van werkgever en niet op de in andere richting wijzende andere verklaringen, valt – ook als met het oog op vereiste hoge beschermingsniveau het voorschrift van zo veel mogelijk vrij zijn van oneffenheden en gevaarlijke hellingen streng wordt toegepast – niet zonder meer uit te sluiten dat aan die norm werd voldaan. In dit verband vraagt het hof zich wel af of de door werkgever erkende aanwezigheid van oneffenheden in de strandtent daadwerkelijk niet voorkomen kon worden, zoals werkgever stelt. Dat volgt in elk geval niet uit de door werkgever in dat verband gestelde omstandigheden dat de in de strandtent toegepaste bouwconstructie voor strandtenten gangbaar was en dat werkgever beschikte over een bouwvergunning en exploitatievergunning. Voor verdere beoordeling is bewijslevering nodig. Werkgever wordt toegelaten tot het leveren van dat bewijs.
Causaal verband
Indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat werkgever is tekortgeschoten in zijn zorgplicht en dat het gevolg hiervan kan zijn geweest dat werkneemster direct voor het ontstaan van het letsel in onbalans is geraakt en haar voet heeft verzwikt, is er geen reden om de schade door het letsel niet aan werkgever toe te rekenen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat niet als vaststaand ervan kan worden uitgegaan dat de contrefort in de sneaker de snijwond in de voet van werkneemster heeft veroorzaakt. Daarvan is weliswaar aanvankelijk uitgegaan maar daar staat tegenover dat bij onderzoek van de schoen door EMN daarin geen scherpe delen zijn aangetroffen.