Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 mei 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:1286
Feiten
Werkneemster is op 1 juni 2016 in dienst getreden van RVM. Bij Whatsapp-bericht van 21 november 2019 heeft werkneemster het volgende aan RVM laten weten: “(…) vanaf heden t/m eind februari 2020, ben ik niet beschikbaar, omdat ik momenteel ander werk heb aangenomen voor volle werkweken. Als je me later wil in plannen dan graag eerst contact met mij opnemen. Als ik een open dienst zie en ik heb tijd over dan plan ik me natuurlijk zelf in. (…).” In reactie daarop heeft X, feitelijk leidinggevende, bij e-mail van 22 november 2019 aan werkneemster medegedeeld: “Naar aanleiding van jouw appje aan mij met het bericht dat je vanaf heden t/m februari 2020 niet meer inzetbaar bent deel ik je mee dat wij je niet meer zullen oproepen en het dienstverband per heden (22 nov. 2019) beëindigen.” Werkneemster heeft in eerste aanleg verzocht om betaling van een billijke vergoeding en een transitievergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het dienstverband door RVM is opgezegd en beëindigd tegen 22 november 2019. De opzegging door RVM is in strijd met de wettelijke regels en ongeldig. RVM komt tegen de beschikking in hoger beroep.
Oordeel
Naar het oordeel van het hof is de verklaring van werkneemster van 21 november 2019 geen duidelijke en ondubbelzinnige wilsuiting gericht op het definitief beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster heeft in het Whatsapp-bericht niets anders gemeld dan dat zij gedurende een bepaalde periode niet zonder meer beschikbaar is om arbeid te verrichten, en dat als zij een open dienst ziet, zij zichzelf zal inplannen om arbeid te verrichten, hetgeen past bij de aard van de overeenkomst tussen partijen, te weten een oproepovereenkomst. Het Whatsapp-bericht van werkneemster kan derhalve niet worden opgevat als een duidelijke en ondubbelzinnige wilsuiting gerecht op het definitief beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De reactie op het Whatsapp-bericht van werkneemster van RVM van 22 november 2019 kwalificeert daarentegen wel als een ondubbelzinnige opzegging van de arbeidsovereenkomst. Deze opzegging heeft RVM gedaan in strijd met artikel 7:671 BW. RVM is aan werkneemster een transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. Het hof gaat verder uit van de (hoogte van de) door de kantonrechter toegekende billijke vergoeding.