Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Nissan-Mitsubishi B.V. en Nissan International Holding B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 20 mei 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:2559
Oud-bestuurder van Nissan-Mitsubishi B.V. dient bijna € vijf miljoen terug te betalen nu de arbeidsovereenkomst en bijbehorende renumeratie niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen.

Feiten

Werknemer is Chairman en CEO geweest van Nissan en Mitsubishi Motors Corporation. Nissan is de enige aandeelhouder van Nissan International Holding B.V. (hierna: NIH). NIH is in Nissan geconsolideerd. Op 1 juli 2012 is werknemer op grond van twee arbeidsovereenkomsten (als statutair directeur én als werknemer) in dienst getreden bij NIH. Op 1 april 2017 is werknemer teruggetreden als CEO bij Nissan. De heer X volgde hem als CEO op. Werknemer bleef wel aan als Chairman van Nissan. Op 7 juni 2017 is Nissan-Mitsubishi B.V. (hierna: NMBV) opgericht. Het bestuur van NMBV heeft vanaf de oprichting bestaan uit drie directeuren: werknemer namens beide ondernemingen, de heer X namens Nissan en de heer Y namens Mitsubishi. Nissan en Mitsubishi hebben hun onderlinge afspraken omtrent NMBV neergelegd in een Shareholders Agreement. Op 19 januari 2018 heeft het bestuur van NMBV vier board resolutions genomen, die alle getekend zijn door werknemer, de heer X en de heer Y. Deze behelzen kort samengevat de volgende besluiten:
1. om volmacht te verlenen rechtshandelingen te verrichten in naam van NMBV aan (i) werknemer tot een maximum van € 10 miljoen en (ii) de heer Z tot een maximum van € 1 miljoen, waarbij het jaarlijkse budget van NMBV niet zou mogen worden overschreden (…) (eerste volmacht);
2. om volmacht te verlenen aan de heer Z (…) om namens NMBV alle (rechts)handelingen te verrichten die hij nodig of wenselijk acht in verband met het sluiten of de uitvoering van de Shareholders Agreement (tweede volmacht);
3. (…)
4. om aan werknemer de bevoegdheid te delegeren om incentive commitments and payments vast te stellen en uit te voeren, welke incentives in geen enkel financieel jaar de verwachte jaaromzet zouden mogen overschrijden (vierde volmacht).

In een op 21 februari 2018 gedateerde arbeidsovereenkomst, namens NMBV als werkgever getekend door de heer Z, is vermeld dat werknemer met ingang van 1 april 2018 in dienst treedt bij NMBV in de functie van managing director tegen een jaarsalaris van € 5.820.000 bruto. Tevens is vermeld dat werknemer aanspraak heeft op een sign-on bonus van € 1.940.000. In de considerans bij de arbeidsovereenkomst is onder meer opgenomen dat zijn dienstverband met NIH per 1 april 2018 wordt beëindigd. Op 15 oktober 2018 heeft de heer Z namens NMBV op verzoek van werknemer een bedrag van € 498.000 aan werknemer overgemaakt (hierna: de Renault-betaling). Werknemer is op 19 november 2018 door de Japanse autoriteiten gearresteerd wegens vermeende malversaties. In maart 2019 is werknemer op borgtocht vrijgelaten. Hij is in april 2019 opnieuw enkele weken in voorarrest genomen. Werknemer is op 29 december 2019 uit Japan gevlucht en verblijft sindsdien in Libanon. De aandeelhouders van NMBV (en NIH) hebben werknemer bij besluit van 12 maart 2019 ontslagen als bestuurder en hem medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd tegen 1 mei 2019. Werknemer verzoekt, primair ten laste van NMBV en subsidiair ten laste van NIH, een billijke vergoeding, de transitievergoeding en (jegens NMBV) de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. NMBV voert, samengevat, aan dat geen rechtsgeldige arbeidsovereenkomst met werknemer tot stand is gekomen, nu de heer Z niet bevoegd was om de arbeidsovereenkomst namens NMBV te sluiten. NMBV verzoekt bij wijze van tegenverzoek onder meer werknemer te veroordelen tot betaling aan NMBV van € 4.978.780,12, bestaande uit nettomaandsalarissen, de netto sign-on bonus en de Renault-betaling.

Oordeel

Totstandkoming arbeidsovereenkomst en reikwijdte board resolutions

Uit de aan werknemer zelf in de vierde volmacht toegekende bevoegdheid kan niet worden afgeleid dat zijn arbeidsovereenkomst en bezoldiging overeenkomstig de interne regelgeving van NMBV zijn vastgesteld. De aan werknemer toegekende bevoegdheid om incentive commitments and payments te doen is immers een wezenlijk andere dan de bevoegdheid om een dienstverband voor onbepaalde tijd tegen een vast salaris aan te gaan. Voor zover werknemer de door hem gestelde bevoegdheid van de heer Z om namens NMBV de arbeidsovereenkomst aan te gaan, baseert op de eerste volmacht, geldt dat het aan werknemer met de arbeidsovereenkomst (die voor onbepaalde tijd is aangegaan) toegekende jaarsalaris van € 5.820.000 bruto al ruim boven de grens van maximaal € 1 miljoen ligt, nog daargelaten dat aan hem in de arbeidsovereenkomst ook een sign-on bonus van (uiteindelijk) € 1.940.000 is toegekend. Ook uit de tweede volmacht kan niet worden afgeleid dat het bestuur aan de heer Z de bevoegdheid heeft toegekend om namens NMBV de arbeidsovereenkomst met werknemer aan te gaan. Het vaststellen van de beloning van de bestuurders (en dus ook het aangaan van een arbeidsovereenkomst met werknemer als bestuurder) is, ook volgens de Shareholders Agreement, een bevoegdheid van het bestuur. Dat het bestuur deze bevoegdheid heeft willen delegeren aan de heer Z blijkt niet uit de tekst van de tweede volmacht en is overigens ook niet gebleken. Werknemer heeft onvoldoende concreet gesteld dat ook de heer X en Y beoogden met de volmachten de (aan het voltallige bestuur toegekende) bevoegdheid om de remuneratie van de bestuurders van NMBV vast te stellen, en – in het verlengde daarvan – met hen arbeidsovereenkomsten aan te gaan, uit handen te geven. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat de heer Z niet bevoegd was om namens NMBV de arbeidsovereenkomst met werknemer aan te gaan. Tussen NMBV en werknemer is dan ook geen arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Dit betekent dat alle tegen NMBV gerichte verzoeken van werknemer, die zijn gebaseerd op het bestaan van een zodanige arbeidsovereenkomst, worden afgewezen. Ook de vordering van loon, met nevenvorderingen, jegens NIH wordt afgewezen nu de arbeidsovereenkomst tussen NIH en werknemer per 31 maart 2018 is geëindigd.

De tegenverzoeken van NMBV

Zoals hiervoor is overwogen is geen arbeidsovereenkomst tussen NMBV en werknemer tot stand gekomen. Dit betekent dat de betalingen die op basis van deze veronderstelde arbeidsovereenkomst aan werknemer zijn verricht, onverschuldigd waren. Nu vaststaat dat het totaalbedrag zonder rechtsgrond is betaald, zal werknemer worden veroordeeld deze bedragen aan NMBV te betalen. Voor wat betreft het beroep van werknemer op een vergoeding van de waarde van de door hem verrichte arbeid geldt dat onvoldoende vast is komen te staan dat werknemer daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid heeft verricht ten behoeve van NMBV. Voor wat betreft het verweer dat werknemer hoe dan ook recht had op een beloning voor synergievoordelen die hij zelf mocht vaststellen geldt het volgende. Het feit dat werknemer een volmacht had om incentive commitments and payments vast te stellen en uit te voeren, betekent niet dat werknemer op basis daarvan een vordering kan construeren op NMBV die maakt dat een vordering tot terugbetaling uit hoofde van onverschuldigde betaling moet worden afgewezen. Zo dit verweer al als een verrekeningsverweer moet worden beschouwd, had het op de weg van werknemer gelegen nader te onderbouwen tot welke specifieke beloning werknemer, op basis van de volmacht, recht had in verband met welke gerealiseerde synergievoordelen, hetgeen werknemer heeft nagelaten. Het beroep van werknemer op artikel 6:248 BW wordt eveneens verworpen. Het voorgaande betekent dat het verzoek tot betaling van € 4.978.780,12 wordt toegewezen als verzocht.