Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werkneemster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 12 mei 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:2070
Incidentele vordering tot opheffing van conservatoire beslagen toegewezen. Geen sprake van overtreding geheimhoudingsbeding. Gemachtigde en deurwaarder vallen niet onder ‘derden’ zoals in het beding bedoeld.

Feiten

Het gaat in deze zaak om een incident. Partij I baseert haar vordering in de hoofdzaak erop dat partij II, met inschakeling van haar gemachtigde en de deurwaarder, executoriaal derdenbeslag heeft gelegd onder twee van haar klanten, te weten onderneming 1 B.V. en onderneming 2 B.V., en dat zij daarbij mee heeft doen betekenen de grosse van de beschikking van de kantonrechter te Almere van 2 maart 2020, waarin is vermeld dat partij II de directeur van partij I, de heer A, volgens partij I ongefundeerd en valselijk heeft beschuldigd van seksuele intimidatie. Dit zou strijd opleveren met het geheimhoudingsbeding dat onderdeel uitmaakte van de arbeidsovereenkomst die tussen partijen heeft bestaan. Het gaat in dit incident om de vraag of hetgeen partij I aan de door haar ten laste van partij II op haar bankrekening en woning gelegde conservatoire beslagen ten grondslag heeft gelegd, deze beslaglegging ter verzekering van haar gepretendeerde vordering op partij II kan rechtvaardigen, zoals partij I betoogt, of dat van partij II niet kan worden gevergd deze beslagen te dulden totdat in de hoofdzaak op de vordering van partij II is beslist.

Oordeel

De kantonrechter beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend en overweegt als volgt. Partij I heeft aan haar vordering in de hoofdzaak ten grondslag gelegd dat partij II het geheimhoudingsbeding heeft geschonden dat deel uitmaakte van de arbeidsovereenkomst die tussen partijen heeft bestaan. Dat beding verplicht partij II om, ook na het dienstverband, tegenover derden strikte geheimhouding te betrachten omtrent alles wat bij de uitoefening van haar functie te harer kennis is gekomen ‘in verband met de zaken en belangen van werkgever’. Het beding verbiedt haar om tegenover derden gebruik te maken van gegevens van cliënten of andere relaties van partij I waarvan partij II uit hoofde van haar functie – zij was personal assistant van de directeur van partij I – kennis heeft genomen. Op basis van hetgeen partijen in het kader van dit incident over en weer hebben gesteld, komt de kantonrechter tot het oordeel dat partij II aldus haar geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden. Voorshands kan niet worden geconcludeerd dat partij II aan – onder het beding begrepen – derden bedrijfsgegevens heeft geopenbaard die binnen de werkingssfeer van het beding vallen. Daartoe wordt als volgt overwogen. Ten eerste vallen de gemachtigde en de deurwaarder niet onder de bedoelde ‘derden’ uit het geheimhoudingsbeding. Tevens heeft partij II door het leggen van de beslagen geen gegevens geopenbaard die zij gelet op de tekst en de strekking van het geheimhoudingsbeding geheim had moeten houden. Het beding is weliswaar zeer ruim geformuleerd en is door partij I ‘strikt’ en ‘uitgebreid’ bedoeld, maar ziet niettemin uitsluitend op wat in de uitoefening van de functie van personal assistant ter kennis van partij II is gekomen over de zaken, activiteiten en belangen van partij I. Het beding strekt ertoe te voorkomen dat partij II het bedrijfsdebiet van partij I schaadt doordat bedrijfsgegevens zoals klantgegevens, werkmethoden en prijsstelling worden gedeeld met buitenstaanders, waarbij vooral aan concurrenten moet worden gedacht. De conclusie is dan ook dat er voor de door partij I gelegde conservatoire beslagen geen toereikende grondslag bestaat. Partij II heeft er belang bij dat die beslagen worden opgeheven. Zij behoeft immers niet te dulden dat op haar bankrekening en haar woning conservatoir beslag blijft liggen voor een vordering die voorshands geacht moet worden een juridische grondslag te ontberen. Partij II streeft er in dit incident derhalve op goede grond naar dat de door partij I gelegde beslagen, zowel die op haar bankrekening als die op haar woning, niet tegen haar werken. De kantonrechter wijst de incidentele vordering toe.