Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 25 mei 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:909
Feiten
In de tussenbeschikking heeft het hof beslist dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 30 juni 2019 met twaalf maanden is verlengd. De arbeidsovereenkomst is dus van rechtswege geëindigd op 30 juni 2020. Het tweede geschilpunt tussen partijen betreft de vraag of werknemer na zijn ziekmelding op 21 oktober 2019 recht heeft behouden op loon tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Het hof heeft overwogen dat de bewijslast van de door werknemer gestelde arbeidsongeschiktheid rust op werknemer en dat in elk geval over de periode tot en met januari 2020 moet worden aangenomen dat werknemer wegens ziekte niet in staat was tot het verrichten van zijn werk. Het hof heeft werknemer in de gelegenheid gesteld (medische) informatie in het geding te brengen omtrent de door hem gestelde arbeidsongeschiktheid in de periode van 1 februari 2020 tot 1 juli 2020.
Oordeel
Werknemer heeft naar voren gebracht inmiddels over de rapportages van na het bericht van de bedrijfsarts van 18 december 2019 te beschikken. Werknemer heeft de rapportage van de bedrijfsarts van 16 maart 2020, de rapportage van de verzuimconsultant van 20 mei 2020 en de rapportage van de bedrijfsarts van 29 juni 2020 bij zijn akte overgelegd. Uit deze stukken volgt naar het oordeel van het hof dat werknemer in de desbetreffende periode bezig was met een behandeltraject en in verband daarmee niet in staat was tot het verrichten van zijn werk. Blijkens andere stukken (een verwijzing door de huisarts en een bericht van de behandelaar van werknemer) ging het om verslavingsproblematiek. Op grond van deze stukken acht het hof de gestelde arbeidsongeschiktheid van werknemer ook in de resterende periode van 1 februari 2020 tot 1 juli 2020 genoegzaam komen vast te staan. De omstandigheid dat werknemer bijzonderheden over de behandeling niet heeft meegedeeld aan werkgever kan in dit verband geen rol spelen omdat werknemer daartoe niet gehouden was. Het feit dat de behandeling ten tijde van de ziekmelding al ruim een jaar gaande was, kan niet de conclusie dragen dat de ziekte gefingeerd was. Werkgever heeft ten slotte aangevoerd dat de drugsverslaving van werknemer voor eigen rekening van werknemer moet komen. Werkgever stelt dat het niet zo kan zijn dat een werknemer die er bewust voor kiest om drugs te gebruiken en zich vervolgens ziek meldt, wel recht heeft op loon. Ook dit verweer faalt. Het kan immers niet de conclusie wettigen dat zich hier de in artikel 7:629 lid 3 aanhef en onder a BW voorziene uitzondering op het uitgangspunt van lid 1 van deze bepaling voordoet, te weten dat de ziekte door opzet van de werknemer is veroorzaakt. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking.