Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 12 mei 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:4473
Feiten
Werkneemster is sinds 1 juli 2020 in dienst bij 1e Lijn Uitzendorganisatie als Commercieel/Algemeen Directeur. Op 2 februari 2021 is werkneemster op non-actief gesteld. In een daarop volgende brief van 4 februari 2021 is werkneemster aansprakelijk gesteld voor een schadebedrag van € 450.000. 1e Lijn Uitzendorganisatie verzoekt thans de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden, primair vanwege verwijtbaar handelen. 1e Lijn Uitzendorganisatie heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat werkneemster zich in haar functie als directeur schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige onttrekkingen van geldbedragen, aan het aanzetten tot het doen van onverschuldigde betalingen en aan zwendel en oplichting.
Oordeel
Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een voldragen e-grond. Werkneemster heeft gesteld dat zij opdrachten heeft verkregen van verschillende ondernemingen, waaronder Hornbach, BCC, Heijmans en de gemeente Amsterdam. Ook heeft zij gesteld dat zij heeft geregeld dat via 1e Lijn Uitzendorganisatie verschillende uitzendkrachten te werk zijn gesteld bij die ondernemingen. Verder heeft werkneemster erkend dat op haar verzoek door de eigenaar van 1e Lijn Uitzendorganisatie loon is betaald aan uitzendkrachten voor de werkzaamheden bij de genoemde ondernemingen tot een bedrag van ten minste € 170.000 bruto. 1e Lijn Uitzendorganisatie heeft echter schriftelijke verklaringen overgelegd van de genoemde ondernemingen, waaruit blijkt dat zij niet bekend zijn met 1e Lijn Uitzendorganisatie, daarmee nooit zaken hebben gedaan en dat er geen uitzendkrachten van 1e Lijn Uitzendorganisatie bij die ondernemingen hebben gewerkt. Ook staat vast dat Hornbach, BCC, Heijmans en de gemeente Amsterdam nooit betalingen hebben gedaan aan 1e Lijn Uitzendorganisatie voor het inlenen van uitzendkrachten of het verrichten van werkzaamheden door uitzendkrachten. Werkneemster heeft hiervoor ter zitting geen enkele verklaring kunnen geven. De kantonrechter acht de stellingen en verklaringen van werkneemster ongeloofwaardig. Er is maar één redelijke verklaring denkbaar voor het feit dat de ondernemingen niet bekend zijn met de uitzendorganisatie en niets hebben betaald, namelijk dat de door werkneemster gestelde opdrachten niet daadwerkelijk bestaan, evenmin als de tewerkstelling van uitzendkrachten. Dat betekent ook dat werkneemster de eigenaar van 1e Lijn Uitzendorganisatie heeft verzocht om en bewogen tot betaling van in ieder geval € 170.000,00 aan loon aan uitzendkrachten, zonder dat is gebleken dat daaraan daadwerkelijke opdrachten of werkzaamheden ten grondslag liggen. Dit levert zodanig verwijtbaar handelen van werkneemster op, dat van 1e Lijn Uitzendorganisatie in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook het zonder toestemming en voor privédoeleinden substantiële geldbedragen opnemen van de bankrekening van 1e Lijn Uitzendorganisatie levert verwijtbaar gedrag op dat ontbinding rechtvaardigt. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Een en ander is tevens als ernstig verwijtbaar handelen aan te merken, zodat bij de ontbinding geen rekening wordt gehouden met de opzegtermijn en werkneemster geen recht heeft op de transitievergoeding.