Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/ABN AMRO bank N.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 mei 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:1471
De cao van Fortis Bank dient na de fusie naar ABN AMRO zo te worden uitgelegd dat voor de hoogte van de WIA-suppletieregeling geen verrekening mag plaatsvinden met de mate van arbeidsongeschiktheid. Voor de duur wordt de pensioendatum uitgelegd als de datum van het ouderdomspensioen en niet de leeftijd van 65 jaar.

Feiten

Werknemer is op 1 augustus 1977 in dienst getreden van Fortis Bank Nederland N.V. (hierna: FBN). Op 1 juli 2010 is FBN gefuseerd met ABN AMRO. Op de arbeidsovereenkomst was de collectieve arbeidsovereenkomst van ABN AMRO, geldig van 1 januari 2018 tot 1 januari 2020, (hierna: de ABN AMRO-cao) van toepassing. Vanaf 8 november 2010 is werknemer arbeidsongeschikt. Per 4 november 2013 heeft werknemer een WIA-uitkering ontvangen. Tot 3 december 2016 was dat een WGA-loongerelateerde uitkering (hierna: WGA-LGU). Met ingang van 4 december 2016 is de WGA-LGU omgezet in een WGA-vervolguitkering (hierna: WGA-VVU). Bij beslissing van 16 maart 2017 heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van werknemer vastgesteld op 75,35%. De arbeidsovereenkomst is, na verkregen toestemming van het UWV daartoe, door ABN AMRO opgezegd tegen 1 januari 2019. De ABN AMRO-cao regelt aanvullingen vanaf het derde ziektejaar waar een overgangsregeling is opgenomen voor voormalig werknemer van FBN: “Let op: dit [de alinea ervoor; hof] geldt niet als je op 30 juni 2010 in dienst was van Fortis Bank Nederland N.V (…) en je op 1 juli 2010 van rechtswege bent overgekomen naar de bank. Dan blijven in een vergelijkbare situatie of bij een eerste ziektedag voor 1 januari 2011, de regels gelden uit de FBN CAO 1 januari 2009 tot 1 maart 2010 artikel 8.6.1 tot en met 8.6.7, artikel 8.7.5 en artikel 8.8.5. tot en met 8.8.10.” In artikel 8.8.5 van de cao van FBN is een WIA-suppletie opgenomen tot 70% van het laatstverdiende loon zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, tot uiterlijk de pensioendatum. ABN AMRO komt met twee grieven op tegen de beslissing van de kantonrechter met betrekking tot de hoogte van de WIA-suppletie en de duur van de WIA-suppletie en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het gaat in de kern erom hoe artikel 8.8.5 van de FBN-cao dient te worden uitgelegd.

Oordeel

De hoogte van de WIA-suppletie

Uit de bewoordingen van artikel 8.8.5 van de FBN-cao gelezen in het licht van de gehele tekst van de FBN cao kan niet objectief kenbaar worden afgeleid dat met betrekking tot de WIA-suppletie een correctie voor de mate van arbeidsongeschiktheid dient plaats te vinden. Daarnaast acht het hof van belang dat ABN AMRO door middel van de overgangsregeling, in het bijzonder met artikel 8.8.5 van de FBN-cao, ten aanzien van arbeidsongeschikte voormalige medewerkers van FBN expliciet is afgeweken van de regeling over aanvullingen in het derde ziektejaar ten opzichte van andere medewerkers van ABN AMRO. Bovendien heeft ABN AMRO over de periode van 4 november 2013 tot 4 december 2016 conform de tekst van de FBN-cao gehandeld door de uitkering van werknemer conform een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100 te suppleren. ABN AMRO heeft onvoldoende onderbouwd dat zij dat uit coulance heeft gedaan. Het had voor de hand gelegen dat ABN AMRO dat destijds had gecommuniceerd met werknemer, hetgeen is gesteld noch gebleken. Het hof komt tot het oordeel dat artikel 8.8.5 van de FBN-cao naar objectieve maatstaven zo dient te worden uitgelegd dat de daarin genoemde suppletieregeling niet dient te worden verrekend met de mate van arbeidsongeschiktheid. Dat deze tekstinterpretatie tot onaanvaardbare rechtsgevolgen zou leiden, zoals ABN AMRO heeft betoogd, is onvoldoende aannemelijk geworden.

De duur van de WIA-suppletie

Artikel 8.2 van de FBN-cao definieert ‘pensioendatum’ als: ‘datum waarop de werknemer recht krijgt op ouderdomspensioen’. Uit de tekst van deze bepaling volgt duidelijk dat het bij de pensioendatum dus gaat om de datum waarop de werknemer in kwestie recht krijgt op ouderdomspensioen. Niet in geschil is dat op de arbeidsovereenkomst van werknemer het Pensioenreglement 2014 van toepassing was. Artikel 4.4 van het Pensioenreglement 2014 bepaalt dat het ouderdomspensioen ingaat op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer voor de eerste keer AOW-pensioen krijgt. Indien ABN AMRO in haar betoog gevolgd zou worden zou dit inhouden dat op basis van elders in de FBN-cao gebruikte formuleringen een uitleg aan artikel 8.2 gegeven zou worden die niet strookt met de letterlijke formulering van die bepaling, en die tot een onaannemelijk rechtsgevolg zou leiden, te weten een significante terugval in het inkomen vanaf het moment dat de werknemer 65 jaar wordt tot de datum waarop hij daadwerkelijk recht krijgt op ouderdomspensioen.