Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Cello
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 2 juli 2021
ECLI:NL:RBOBR:2021:3259
Leer-/arbeidsovereenkomst niet geëindigd per datum uitschrijving van de opleiding. Het enkel vanwege ziekte (tijdelijk) stoppen van de opleiding met de bedoeling deze weer op te pakken, valt niet onder de ontbindende voorwaarde ‘van de opleiding uitgesloten worden’.

Feiten

Cello is een zorginstelling die mensen met een verstandelijke beperking ondersteunt. Werkneemster is met ingang van 15 juni 2019 voor bepaalde tijd bij Cello in dienst getreden als aspirant-leerlingbegeleider. Cello vereist voor de functie van begeleider ten minste een diploma mbo niveau 4 Verpleegkundige. Cello en werkneemster hebben op 29 juli 2019 een leer-/arbeidsovereenkomst gesloten, zodat werkneemster de benodigde diploma’s kon behalen. In de leer-/arbeidsovereenkomst is in artikel 3 het volgende vermeld: ‘In geval werkneemster niet voldoet aan de verplichtingen en eisen zoals neergelegd in het opleidingsreglement van de onderwijsinstelling en hij of zij als gevolg daarvan van verdere opleiding wordt uitgesloten, wordt de leer-/arbeidsovereenkomst geacht te zijn ontbonden met ingang van de datum van die uitsluiting’.
Werkneemster is op 26 augustus 2019 gestart met de combinatieopleidingmbo 4 Maatschappelijke Zorg/Verpleegkunde aan het ROC. In de praktijkovereenkomst (getekend door het ROC, Cello en werkneemster) is in artikel 12.2 het volgende opgenomen: ‘De praktijkovereenkomst eindigt van rechtswege: (…) Door het eindigen van de onderwijsovereenkomst tussen de student en de school. (…) Een beëindiging van rechtswege zal door de school schriftelijk worden bevestigd aan de student en het leerbedrijf’.
Op 25 februari 2020 raakte werkneemster volledig arbeidsongeschikt. Vervolgens werden de lessen medio maart 2020 vanwege de uitbraak van de coronapandemie per direct gestaakt tot aan het begin van het nieuwe schooljaar. Vanaf het nieuwe schooljaar heeft werkneemster lessen online gevolgd tot en met 28 september 2020, de start van haar revalidatietherapie. Op die dag heeft een overleg plaatsgevonden tussen werkneemster en onder meer haar opleidingscoördinator bij Cello (tevens werkzaam als docente voor de combinatieopleiding bij het ROC). In dit gesprek is gesproken over het tijdelijk stopzetten van haar opleiding, omdat de wekelijkse opleidingsdag en de revalidatiedag samenvielen en het tijdelijk stoppen van de opleiding haar herstelproces zou bevorderen. Werkneemster is op 30 september 2020 door een medewerker van de cursistenadministratie van het ROC uitgeschreven van de opleiding. Het ROC heeft Cello en werkneemster hierover echter niet geïnformeerd. In december 2020 rondde werkneemster haar revalidatietraject af en startte zij met het opbouwen van haar werkuren. Werkneemster heeft sindsdien haar opleiding niet hervat. Op 8 februari 2021 vond een digitale bijeenkomst plaats met de verzuimspecialist van Cello. In dat gesprek vertelde werkneemster dat zij de opleiding had gestopt. Naar aanleiding daarvan heeft Cello werkneemster op 11 maart 2021 medegedeeld dat, omdat de opleiding definitief is beëindigd, de ontbindende voorwaarde van de leer-/arbeidsovereenkomst (art. 3) is ingetreden. Cello heeft het dienstverband met werkneemster beëindigd per 1 mei 2021. Werkneemster vordert dat de kantonrechter Cello veroordeelt tot doorbetaling van het salaris en wedertewerkstelling.

Oordeel

De kantonrechter is voorshands van oordeel dat het uitzonderlijke karakter van de ontbindende voorwaarde noopt tot een beperkte uitleg van de zin ‘van de opleiding uitgesloten worden’. Binnen die uitleg valt niet vanzelfsprekend het ‘stoppen met of beëindigen van de opleiding wegens gezondheidsredenen’. Dit geldt temeer in een situatie waarin het partijen duidelijk was of had kunnen zijn dat het zowel de bedoeling van werkneemster als van Cello was om de opleiding weer op te pakken. Het enkel vanwege ziekte onderbreken van de opleiding of tijdelijk stoppen met de bedoeling de opleiding weer op te pakken wanneer de verhindering daartoe is weggevallen, valt er dan ook niet onder. De kantonrechter hecht bij haar oordeel waarde aan het feit dat werkneemster de opleiding in de eerste helft van 2020 tijdelijk niet heeft kunnen volgen vanwege ziekte. Zowel werkneemster als Cello ging ervan uit dat de opleiding tijdelijk zou worden gestopt, met de bedoeling om deze later weer te hervatten. Uit de mailwisseling tussen partijen valt af te leiden dat partijen vanuit die gedachte met elkaar gesproken hebben en de mogelijkheden tot voortzetting van het opleidingstraject hebben verkend. Van een intentie van werkneemster om de opleiding definitief te beëindigen blijkt niets. De enkele uitschrijving van werkneemster van de opleiding door een medewerker van de cursistenadministratie van het ROC ziet de kantonrechter in het licht van het voorgaande als een formeel-administratieve handeling. Vast staat dat van die uitschrijving geen mededeling is gedaan aan werkneemster en aan Cello, waardoor noch werkneemster noch Cello in de gelegenheid is geweest om tijdig in te grijpen. Onder deze omstandigheden kan die enkele uitschrijving werkneemster in redelijkheid niet worden tegengeworpen als handelen in strijd met op haar rustende verplichtingen of aan haar gestelde eisen in de zin van het opleidingsreglement. Bovendien was de opleidingscoördinator van Cello, tevens docent bij het ROC, betrokken bij zowel het gesprek op 28 september 2020 als bij de uitschrijving van werkneemster. Zij was de aangewezen persoon geweest om werkneemster te wijzen op de mogelijke gevolgen van stopzetting. Dat de opleidingscoördinator niet op de hoogte zou zijn van de arbeidsvoorwaarden vindt de kantonrechter moeilijk te aanvaarden gelet op haar functie als opleidingscoördinator en de nauwe samenhang tussen arbeidsvoorwaarden en opleidingsreglement. Voor zover zij niet op de hoogte is, valt dat in de risicosfeer van Cello. De slotsom is dat Cello voorshands onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat werkneemster per 1 oktober 2020 van de opleiding is uitgesloten wegens het niet voldoen aan verplichtingen en eisen die zijn neergelegd in het onderwijsreglement van het ROC. Gelet hierop acht de kantonrechter het niet erg waarschijnlijk dat een rechter, oordelend in een bodemprocedure, zal concluderen dat de leer-/arbeidsovereenkomst van rechtswege is beëindigd als gevolg van de daarin opgenomen ontbindende voorwaarde. Dit betekent dat er in deze procedure van moet worden uitgegaan dat de leer-/arbeidsovereenkomst met werkneemster niet op de datum van uitschrijving is geëindigd. Het bestaan van de vorderingen van werkneemster is dus voldoende aannemelijk geworden.