Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Thuiszorg Olympia B.V.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 3 december 2020
ECLI:NL:RBOBR:2020:6952
Stageovereenkomst wordt aangemerkt als arbeidsovereenkomst. Schadevergoedingen wegens opzegging kunnen niet worden gegrond op artikel 7:611 BW, zodat werknemer geen enkele ontslagvergoeding toekomt.

Feiten

Partijen zijn bij schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen dat werkneemster op 11 april 2017 bij Thuiszorg Olympia B.V. (hierna: Olympia) in de functie van Verzorgende IG 3 in opleiding werkzaamheden zou verrichten. Met ingang van 1 augustus 2017 zijn Olympia en werkneemster een Stageovereenkomst BBL voor de duur van drie jaar aangegaan. Werkneemster heeft de opleiding tot Verzorgende IG 3 niet afgemaakt en zich met ingang van 27 augustus 2018 ingeschreven voor de beroepsbegeleidende leerweg, niveau 4, mbo-verpleegkundige. In verband hiermee is een praktijkovereenkomst gesloten tussen ROC Tilburg, als instelling, Olympia, als leerbedrijf, en werkneemster, als student. In de praktijkovereenkomst zijn buitengerechtelijke ontbindingsvoorwaarden opgenomen. Tussen werkneemster en Olympia is een nieuwe Stageovereenkomst BBL gesloten met als indiensttredingsdatum 1 augustus 2018. Vanaf 1 november 2018 is overeengekomen dat werkneemster gemiddeld 26 uur per week werkzaam zal zijn bij Olympia. Na een ongeval heeft werkneemster zich op 25 januari 2019 ziek gemeld. Bij e-mail van 28 maart 2019 schrijft Olympia aan werkneemster dat zij de stageovereenkomst niet kan voortzetten. Werkneemster schrijft in een e-mail van 11 april 2019 aan Olympia dat zij een volwaardig werkneemster is, dat de overeenkomst niet kan worden beëindigd tijdens ziekte, zodat de overeenkomst nog steeds van kracht is en Olympia gehouden is het loon tijdens ziekte door te betalen. Bij brief van 6 mei 2019 heeft Olympia daarop gereageerd dat geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen. Na overleg met haar mentor is werkneemster per 1 mei 2019 door ROC Tilburg uitgeschreven van de BBL-opleiding. Werkneemster vordert voor recht te verklaren dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond en Olympia te veroordelen tot vergoeding van de schade, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding.

Oordeel

De kantonrechter stelt vast dat door Olympia niet wordt weersproken dat aan de elementen loon en gezag als bedoeld in artikel 7:610 BW wordt voldaan, zodat dit vaststaat. Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of werkneemster ook daadwerkelijk arbeid heeft verricht. Dat ook het element arbeid niet vaststaat, blijkt uit het volgende. Volgens de kantonrechter is niet vast komen te staan dat de werkzaamheden van werkneemster in overwegende mate in het teken stonden van het opdoen van kennis en ervaring met het oog op voltooiing van haar opleiding, zodat aangenomen moet worden dat zij productieve arbeid verrichtte waarmee het primaire doel van Olympia werd gediend. Olympia heeft niet gemotiveerd betwist dat werkneemster al na enkele dagen zelfstandig werkzaamheden mocht uitvoeren. Ook is niet gemotiveerd weersproken dat werkneemster bij die werkzaamheden niet of nauwelijks werd begeleid. Mede vanwege het beroep van werkneemster op het rechtsvermoeden van artikel 7:610a BW heeft Olympia onvoldoende beargumenteerd dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake is. Zo had van haar bijvoorbeeld mogen worden verwacht dat zij licht had geworpen op de verhouding tussen de leeraspecten en de mate waarin werkneemster productieve arbeid verrichtte. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, zodat de gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen. De door werkneemster gevorderde (schade)vergoedingen worden door de kantonrechter afgewezen. Daarbij is het volgende in overweging genomen. Allereerst staat het wettelijk stelsel van afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW, waar expliciet en uitputtend is voorzien in de mogelijkheid van (schade)vergoeding bij het einde van de arbeidsovereenkomst, eraan in de weg om de verzochte schade op grond van artikel 7:611 BW toe te kennen. Deze bepaling heeft betrekking op schade die juist geen verband houdt met het einde van de arbeidsovereenkomst. Olympia wordt tot slot veroordeeld tot het verstrekken van een afschrift van de overzichten van de dienstreizen van werkneemster over de periode van juli 2018 tot 25 januari 2019, nu werkneemster meent dat zij toen recht had op een reiskostenvergoeding.