Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 30 juni 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:2666
Feiten
Werknemer is per 1 juli 2009 in dienst getreden bij werkgeefster. Werknemer heeft een aangeboren aandoening, waardoor hij beperkingen heeft aan zijn linkerhand en zijn beide benen. Op 13 april 2015 heeft werknemer aan werkgeefster schriftelijk melding gemaakt van RSI-klachten. Hij heeft zich op 28 april 2015 hiervoor ziek gemeld. Werknemer heeft sindsdien geen werkzaamheden meer voor werkgeefster verricht. Werkgeefster heeft het dienstverband met toestemming van het UWV opgezegd tegen 30 september 2017. Het UWV heeft werknemer met ingang van 15 juli 2019 een IVA-uitkering toegekend. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat werkgeefster aansprakelijk is voor de door hem geleden en te lijden schade als gevolg van zijn gezondheidsklachten die zijn veroorzaakt door de omstandigheden waaronder hij heeft moeten werken.
Oordeel
Beoordeeld moet worden of werknemer schade heeft geleden als gevolg van RSI-klachten en zo ja, of de RSI-klachten in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor werkgeefster zijn ontstaan. Ook dient beoordeeld te worden of werkgeefster heeft voldaan aan haar zorgplicht om deze gezondheidsschade in de vorm van RSI-klachten bij werknemer te voorkomen. De kantonrechter stelt vast dat partijen onder meer van mening verschillen over de vraag of werknemer schade heeft geleden als gevolg van RSI-klachten en of hij deze schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij werkgeefster heeft geleden. Dit kan op basis van de zich in het dossier bevindende medische informatie thans nog niet worden vastgesteld. De kantonrechter is daarom voornemens om een deskundige te benoemen. Ten aanzien van de vraag of werknemer de schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft geleden oordeelt de kantonrechter dat de omkeringsregel niet wordt toegepast. Werkgeefster heeft ten aanzien van het causaal verband tussen de werkomstandigheden en de schade van werknemer aangevoerd dat deze schade ook kan zijn veroorzaakt door problemen in de privésfeer, pre-existente klachten en dat ook vorige werkgevers een rol zouden kunnen hebben gespeeld. Werkgeefster heeft de mogelijke rol van vorige werkgevers echter onvoldoende nader onderbouwd. De kantonrechter gaat daarom aan dit verweer voorbij. De deskundige zal worden gevraagd zich uit te laten over de andere door werkgeefster genoemde alternatieve oorzaken. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de discipline en de persoon van de te benoemen deskundige en over de vragen die gesteld moeten worden.