Feiten

E-Quale houdt zich bezig met het uitzenden en detacheren van technisch personeel. X is statutair directeur van SH. Op 23 mei 2014 hebben E-Quale als opdrachtgever en SH als opdrachtnemer een managementovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is een non-concurrentiebeding en boetebeding opgenomen. Bij e-mail d.d. 16 augustus 2017 heeft X aan E-Quale laten weten dat hij in 2015 heeft bemiddeld voor twee projecten die risicovol zouden zijn. E-Quale vordert inzage in afschriften en veroordeling tot betaling van de boete. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. E-Quale komt tegen het vonnis in hoger beroep.

Oordeel

Het hof oordeelt dat de e-mail d.d. 16 augustus 2017 voldoende substantieel is voor het vermoeden dat SH een concurrerende activiteit heeft verricht die een overtreding van het concurrentiebeding opleverde. Van SH had daarom mogen worden verwacht nader inzicht te geven in de bedoelde bemiddeling. Zodanig inzicht heeft SH echter in eerste aanleg niet verstrekt. Anders dan de rechtbank verbindt het hof hieraan de conclusie dat SH haar verweer in zoverre onvoldoende heeft gemotiveerd. Als vaststaand wordt daarom aangenomen dat SH met deze bemiddeling het concurrentieverbod met E-Quale heeft overtreden. Ook ten aanzien van de bemiddeling ten behoeve van Y moet als vaststaand worden aangenomen dat SH het concurrentieverbod met E-Quale heeft overtreden.

Vordering tot afgifte van bescheiden

De vordering tot afgifte van bescheiden is niet toewijsbaar bij gebreke van een rechtmatig belang daarbij. Dat wordt niet anders doordat E-Quale nog opmerkt dat zij bewijs dient te leveren van de door haar gestelde overtredingen. Dat bewijs heeft het hof immers geleverd geacht, zij het dat het hof niet inziet hoe hier sprake zou kunnen zijn van een voortdurende overtreding.