Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 3 augustus 2021
ECLI:NL:RBGEL:2021:4244
Mondeling vonnis in kort geding. Vordering tot wedertewerkstelling na ontbinding op de g-grond in eerste aanleg en in afwachting van hoger beroep toegewezen.

Feiten

In de onderhavige zaak is de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter ontbonden wegens een verstoorde arbeidsrelatie (g-grond) nadat eerder een verzoek tot toestemming voor opzegging bij het UWV wegens bedrijfseconomische redenen is afgewezen en door de kantonrechter bij genoemde beschikking ook het verzoek tot ontbinding, voor zover gegrond op bedrijfseconomische redenen, is afgewezen. De ontbinding is aanvankelijk uitgesproken per 1 juni 2021, bij herstelbeschikking vervolgens per 1 oktober 2021. Werknemer heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. Dat hoger beroep wordt behandeld op 7 oktober 2021. In deze procedure vordert werknemer wedertewerkstelling.

Oordeel

Nu nog niet definitief vaststaat dat de arbeidsovereenkomst zal eindigen, kan geen reden worden gevonden het verzoek van werknemer af te wijzen. Ook het enkele feit dat werkgever de arbeidsovereenkomst wil beëindigen en daarin volhardend is, is onvoldoende om werknemer in afwachting daarvan op non-actief te stellen, of ‘zachter’ verwoord, vrij te stellen van werkzaamheden. In het belang van werknemer op het openhouden van de mogelijkheid van daadwerkelijk herstel van de arbeidsovereenkomst door het gerechtshof, is een bijzondere omstandigheid gelegen die in deze beoordeling meeweegt. Het verweer van werkgever dat niet duidelijk is in welke werkzaamheden werknemer terugkeer verlangt en dat voor zijn werk al iemand anders is ingeschakeld wordt verworpen. Werknemer is in de dagvaarding en ter zitting duidelijk: hij vordert tewerkstelling in de werkzaamheden die hij afgelopen jaar deed, de tuin- en onderhoudswerkzaamheden. Dat werkgever dat werk inmiddels heeft uitbesteed of aan een ander heeft toebedeeld moge zo zijn, maar komt voor zijn rekening en risico. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat, na de door de kantonrechter uitgesproken ontbinding en de tussen partijen bestaande wrijvingen terugkeer ongewenst is, is dat onvoldoende om de vordering tot wedertewerkstelling af te wijzen. Dat er sprake is van een zodanige al veel langer bestaande verstoring van de relatie en met collega’s of leidinggevenden met wie werknemer in de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden te maken heeft, is onvoldoende gebleken. Weliswaar staat de relatie met bestuurder aan samenwerking in de weg, maar hem hoeft werknemer bij zijn werkzaamheden niet tegen te komen. Weliswaar is het, op zijn zachtst gezegd, onhandig dat werknemer op eigen houtje, terwijl hij vrijgesteld was van werk, naar twee locaties is gegaan om zijn 25-jarig jubileum te vieren, maar ook dat is geen reden om te gelden als zwaarwegende omstandigheid die tot afwijzing van de vordering moet leiden, ook niet in samenhang met hetgeen werkgever verder heeft aangevoerd. De vordering tot wedertewerkstelling in de werkzaamheden zoals werknemer die het laatste jaar, in onderhoud van tuin en gebouwen, heeft uitgevoerd, zal bij gebrek aan zwaarwegende omstandigheden die met zich brengen dat van werkgever niet verlangd kan worden werknemer toe te laten tot zijn werkzaamheden, worden toegewezen, en wel binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij zullen hem ook de gebruikelijke middelen ter beschikking moeten worden gesteld, alsmede toegang tot zijn e-mail/zakelijke account.