Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 23 juli 2021
ECLI:NL:RBGEL:2021:3968
Feiten
Werknemer is op 16 december 1989 in dienst getreden bij de Gemeente Wageningen op basis van een destijds afgegeven indicatie in de zin van de Wet sociale werkvoorziening (WSW). Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de cao van de sociale werkvoorziening van toepassing. Uit de gedingstukken volgt dat werknemer in 2012 en 2013 vier keer is aangesproken op zijn gedrag met ook disciplinaire maatregelen tot gevolg. Op 13 november 2013 start een verbetertraject. In de jaren 2015-2017 wordt werknemer nogmaals vijf keer aangesproken op zijn (dreigend en intimiderende) gedrag met formele waarschuwingen. Bij brief van 9 november 2018 heeft werknemer een officiële waarschuwing gekregen naar aanleiding van diverse beledigingen van collega’s. Vervolgens zijn ook in latere gesprekken diverse verwijten inzake het gedrag van werknemer besproken. Vanaf 8 juni 2020 wordt werknemer geplaatst bij De Hoge Born voor het verrichten van ondersteunende werkzaamheden. Gemeente Wageningen betaalt aan De Hoge Born een vergoeding voor de plaatsing van werknemer. Werknemer was vanaf 21 januari 2021 tot 6 april 2021 arbeidsongeschikt. Vervolgens zijn op 14 en 20 april 2021 ook namens de Hoge Born zorgen geuit over de houding en het gedrag van werknemer. Op 21 april 2021 heeft de Hoge Born vervolgens aangegeven genoodzaakt te zijn de begeleiding van werknemer stop te zetten. In deze procedure verzoekt de Gemeente Wageningen ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat werknemer door zijn beperkingen direct en instinctief reageert. Van Gemeente Wageningen als werkgever in de sociale werkvoorziening mag enerzijds worden verwacht dat zij tot op zekere hoogte bepaald gedrag van een werknemer met een SW-indicatie, zoals werknemer, tolereert en zonodig bijstuurt. Anderzijds is Gemeente Wageningen voor de plaatsing van een werknemer als werknemer afhankelijk van instellingen die sociale werkvoorzieningen aanbieden. De plaatsen waar werknemer geplaatst is, hebben te kennen gegeven dat zij werknemer– vanwege zijn gedrag – niet langer te werk wilden stellen. Werknemer had niet alleen een conflict met de leiding, maar ook met zijn jobcoach. Hieruit volgt dat de houding en het gedrag van werknemer meebrengen dat hij niet handhaafbaar is. Naar het oordeel van de kantonrechter is in voldoende mate gebleken dat werknemer zich niet coöperatief opstelt, hij kwetsend en intimiderend communiceert, hij ondermijnend gedrag vertoont en hij niet is aan te sturen omdat hij werkopdrachten weigert en telkens weer de confrontatie zoekt. Hoewel zijn gedrag gelet op zijn beperkingen, hem wellicht niet kan worden toegerekend, kan inmiddels niet langer van Gemeente Wageningen worden verlangd dit gedrag van hem te tolereren. Het verweer dat de verstoorde arbeidsverhouding niet onherstelbaar zou zijn en aan werknemer een laatste kans moet worden geboden, slaagt niet. De kantonrechter is van oordeel dat van Gemeente Wageningen niet kan worden verlangd om hem wederom elders te werk te stellen. Gemeente Wageningen heeft de plicht om alle geïndiceerde werknemers te plaatsen bij sociale werkplekken, zodat zij er ook voor dient in te staan dat haar opdrachtgevers bereid blijven om werknemers met een SW-indicatie te plaatsen. Ook kan van Gemeente Wageningen niet worden verwacht om aan werknemer wederom een nieuwe jobcoach toe te wijzen, nadat al met twee jobcoaches de arbeidsrelatie verstoord is geraakt. Op grond van het voorgaande zal de arbeidsovereenkomst op de g-grond worden ontbonden, onder toekenning van de transitievergoeding. Nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de Gemeente Wageningen, wordt het verzoek tot betaling van een billijke vergoeding afgewezen.