Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 7 april 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:6738
Feiten
Werkneemster is op 1 september 2015 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Kinomi Productie B.V. (hierna: Kinomi), een bv die als bedrijfsactiviteit het telen van boomkwekerijgewassen verricht, in de functie van productiemedewerker. Vanaf 10 januari 2018 is werkneemster, aansluitend op haar zwangerschaps- en bevallingsverlof, arbeidsongeschikt geraakt. In dit kader heeft zij een Ziektewetuitkering ontvangen. Bij e-mail van 26 september 2019 heeft werkneemster haar arbeidsovereenkomst opgezegd. Bij brief van 20 november 2019 heeft het UWV aan haar medegedeeld dat zij sinds 1 november 2019 hersteld is verklaard en het UWV om die reden de ZW-uitkering met ingang van die datum heeft beëindigd. Het loon over de maand november 2019 is aan werkneemster door Kinomi betaald. Uit een mailwisseling tussen de directeur van Kinomi en werkneemster blijkt dat zij (gelet op haar vrije dagen) nog tot en met 31 december 2019 in dienst zou zijn. Kinomi heeft dit doorgegeven aan het UWV en heeft werkneemster laten weten dat zij niet eerder een andere baan kan aanvaarden. Bij e-mail van 31 december 2019 heeft werkneemster aan Kinomi gevraagd wanneer zij haar laatste loon en vakantiegeld kan verwachten. Kinomi heeft hierop laten weten verbaasd te zijn dat het UWV niet uitkeert aan Kinomi en dat werkneemster zich beter zou hebben gemeld per 17 november. Kinomi geeft aan niet eerder te betalen dan dat zij de bevestiging van het UWV heeft dat het UWV aan werkneemster uitkeert. Werkneemster betwist dit en zegt dat het UWV stelt dat zij nog steeds arbeidsongeschikt is. Volgens haar heeft het UWV aangegeven dat Kinomi de vakantiedagen en het vakantiegeld moet betalen, omdat dit een verplichting is van werkgevers en niet van het UWV. Werkneemster verzoekt de kantonrechter Kinomi te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris van december 2019, ten bedrage van € 1.482,47, vermeerderd met de opgebouwde vakantietoeslag van € 830,19 bruto.
Oordeel
Het geschil tussen partijen betreft de vraag of werkneemster, nu haar arbeidsovereenkomst is geëindigd, nog recht heeft op loon over de maand december 2019 en een uitkering in geld ter zake van het door haar in 2019 opgebouwde maar in dit jaar niet genoten of betaalde saldo van vakantie-uren en vakantietoeslag. De kantonrechter wijst de vordering van werkneemster gedeeltelijk toe. Allereerst ligt de vraag voor of werkneemster tot en met 31 december 2019 in dienst was bij Kinomi. Tussen partijen is niet in geschil dat werkneemster in eerste instantie bij brief van 26 september 2019 eenzijdig met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn haar arbeidsovereenkomst bij Kinomi heeft opgezegd. Gesteld noch gebleken is dat Kinomi akkoord is gegaan met het voorstel van werkneemster om de arbeidsovereenkomst per 1 november te beëindigen. Vaststaat dat de directeur van Kinomi bij WhatsApp-bericht van 5 november 2019 werkneemster heeft medegedeeld dat zij op dat moment nog een verlofsaldo van 36,14 dagen had openstaan en Kinomi om die reden het dienstverband tot en met 31 december 2019 wilde laten voortduren. De stelling van werkneemster dat zij desgevraagd op verzoek van Kinomi tot 31 december 2019 in dienst is gebleven, is door Kinomi onvoldoende gemotiveerd weersproken. Hiermee is vast komen te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot en met 31 december 2019 heeft bestaan. Werkneemster heeft op verzoek van Kinomi in november en december 2019 haar verlofsaldo opgenomen en om die reden geen werkzaamheden meer verricht. Nu Kinomi niet eenzijdig heeft vastgesteld dat werkneemster vakantie heeft genoten over de maanden november en december 2019, maar dit ook door werkneemster wordt beaamd, is het toegestaan om dit vakantieverlof met terugwerkende kracht in mindering te brengen. Blijkens artikel 7:639 lid 1 BW behoudt werkneemster gedurende haar vakantieverlof recht op loon. Vaststaat dat werkneemster haar loon over de maand november 2019 wel heeft ontvangen, zodat de kantonrechter de loonvordering over de maand december 2019 zal toewijzen.