Feiten

Werknemer is op 1 januari 2015 in dienst getreden bij de stichting in de functie van directeur. Werknemer vormt de schakel tussen de werknemers en het bestuur van de stichting. Op 6 februari 2021 heeft het bestuur twijfels uitgesproken of werknemer wel de juiste persoon is om de stichting naar een gezonde (financiële) toekomst te leiden. Op 10 februari 2021 zijn de werknemers binnen de stichting hierover geïnformeerd. Bij brief van 22 maart 2021 schrijft de stichting aan werknemer dat hij op staande voet wordt ontslagen omdat hij medewerkers van de stichting actief heeft betrokken bij de discussie binnen het bestuur over de vraag of hij de juiste man op de juiste plaats is en omdat hij gedurende enige tijd actief bezig is het bestuur van de stichting te ondermijnen, door willens en wetens onwaarheden te verspreiden onder de medewerkers en in het bestuur, medewerkers onder druk te zetten om stelling in te nemen tegen het bestuur en zeer veel onrust onder de medewerkers van de stichting te creëren. Tevens heeft werknemer, zo staat in de brief, ten minste tot driemaal toe niet de waarheid gesproken tegen het bestuur over zijn betrokkenheid bij ‘de petitie’. Werknemer verzoekt het ontslag op staande voet te vernietigen en onder meer werkgever te veroordelen tot doorbetaling van het loon en een rectificatie te verzenden.

Oordeel

De kantonrechter overweegt dat de handelswijze van het bestuur, door tijdens de personeelsbijeenkomst van 10 februari 2021 de twijfel over werknemer uit te spreken, niet in lijn is met het op de bestuursvergadering bepaalde beleid dat het bestuur de regie zou nemen met betrekking tot de (financiële) toekomst van de stichting om daarmee een geruchtenstroom onder het personeel voor te zijn. Na de ontstane onrust onder het personeel had van het bestuur verwacht mogen worden dat het de regie zou nemen teneinde het personeel de juiste informatie te geven. Het bestuur heeft deze rol echter niet op zich genomen. De kantonrechter overweegt dat het verwijt dat werknemer op 10 februari 2021 het personeel heeft opgezet tegen het bestuur een ernstig verwijt is waarvan de stichting de bewijslast draagt. De verklaringen van vijf personeelsleden overtuigen daarbij niet. In slechts twee van de vijf verklaringen staat dat werknemer op een petitie tegen het bestuur zou hebben aangestuurd. Ook zijn de andere verklaringen niet consistent en aaneensluitend. Hieruit volgt dat niet vast is komen te staan dat werknemer ten overstaan van het bestuur heeft gelogen over zijn aandeel in de bespreking van 10 februari 2021. Dat werknemer externe partijen over interne aangelegenheden van de stichting heeft geïnformeerd en slordig met de waarheid om zou zijn gegaan is niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Dit betekent dat de feitelijke handelingen van werknemer die de stichting aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd niet zijn komen vast te staan. Het ontslag op staande voet wordt dan ook vernietigd. Het ontbindingsverzoek van de stichting wegens een verstoorde arbeidsrelatie wordt eveneens afgewezen. De huidige situatie, die zonder meer vanuit het oogpunt van onderling vertrouwen problematisch is, is hoofdzakelijk gevoed door onduidelijkheid over het besprokene op 10 februari 2021 en de onterechte en buitenproportionele verwijten van het bestuur aan werknemer. Dit is een te smalle basis voor het aannemen van een verstoorde arbeidsverhouding, mede in het licht van de duur van het dienstverband, het ontbreken van informatie waaruit blijkt dat werknemer op zijn functioneren is aangesproken en het ontbreken van pogingen door het bestuur om de arbeidsverhouding weer te normaliseren. De gevorderde rectificatie wordt toegewezen.