Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 7 september 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:1695
Feiten
Werkneemster is in dienst van een uitzendbureau. Bij tussenbeschikking van 13 februari 2020 heeft het hof werkneemster toegelaten te bewijzen dat zij in de periode vóór 31 maart 2018 voor het uitzendbureau werkzaam was op basis van een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Zij heeft afgezien van het doen horen van getuigen, waarna het uitzendbureau heeft laten weten ook geen behoefte te hebben aan een contra-enquête.
Oordeel
Aangezien werkneemster geen getuigen heeft voorgebracht, concludeert het hof dat zij niet geslaagd is in de bewijsopdracht. Dit betekent dat het hof er met de kantonrechter van uitgaat dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op 31 maart 2018. De grieven van werkneemster worden verworpen en het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.