Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 20 september 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:9033
Feiten
Econocom ontwerpt, financiert en begeleidt de digitale transformatie van bedrijven, overheden en zorgorganisaties. Zij levert met name IT-apparatuur door middel van leasecontracten die door externe partijen gefinancierd kunnen worden. Werknemer is sinds 1 oktober 2003 in dienst van Econocom. Vanaf 2012 is hij lid van het Nederlandse managementteam. Hij was in die functie verantwoordelijk voor het management en de ontwikkeling van strategic accounts, in het bijzonder gemeentes. Hij rapporteerde vanaf januari 2019 aan de co-CEO van de Nederlandse organisatie. Econocom heeft werknemer bij brief van 20 maart 2020 (onder de voorwaarde dat werknemer niet voor 25 maart 2020 een verklaring zou geven voor zijn gedrag) op staande voet ontslagen. In de kern verwijt Econocom werknemer dat hij stelselmatig en structureel heeft gehandeld uit eigen belang, ook als dat ten koste ging van Econocom. Privébelangen en zakelijke belangen heeft werknemer op onaanvaardbare wijze door elkaar laten lopen, aldus Econocom. Werknemer heeft de kantonrechter verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen. De kantonrechter heeft bij beschikking van 7 oktober 2020 beslist dat het ontslag op staande voet standhoudt. In hoger beroep heeft werknemer het hof onder meer verzocht de arbeidsovereenkomst te herstellen. Subsidiair verzoekt werknemer het hof Econocom te veroordelen tot betaling van onder meer de transitievergoeding, een billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding.
Oordeel
Dringende reden
Econocom heeft elf redenen ten grondslag gelegd aan het ontslag op staande voet van werknemer. De eerste ontslagreden ziet op de relatie tussen werknemer en de eigenaar van Talent House B.V. Die eigenaar was een persoonlijke vriend van werknemer en is op enig moment, door tussenkomst van werknemer, ook een zakelijke relatie van Econocom geworden. Op advies van werknemer heeft Hulpmiddelen Centrum, een grote klant van Econocom/werknemer, Talent House B.V. vanaf 2015 ingehuurd als consultant om de directie te coachen en te ondersteunen bij de transformatie van haar organisatie na een overname. Werknemer heeft zich van begin af aan intensief bemoeid met dit consultancycontract. Nadien zijn over 2015 en 2016 facturen zonder vaste regelmaat en zonder verdere specificatie binnengekomen. Daarnaast valt ook op dat werknemer van een hoger tarief is uitgegaan dan oorspronkelijk was afgesproken. In totaal is er door Talent House over de periode 2015 tot begin 2020 een bedrag van € 2.260.890,94 gefactureerd op basis van het consultancycontract. Volgens Econocom heeft zij daarvan € 2.177.317,45 aan Talent House betaald. Werknemer heeft dit niet gemotiveerd weerlegd. Uit de overgelegde stukken volgt dat het werknemer was die de facturen van Talent House binnenkreeg, daar akkoord op gaf en ze vervolgens intern doorstuurde. Bij hem lag een eerste verantwoordelijkheid om te kijken of de facturen klopten en of zij onderbouwd en in het belang van Econocom waren. Naar het oordeel van het hof heeft werknemer met zijn actieve bemoeienis bij de urenverantwoording van de facturen en het feitelijk goedkeuren van die facturen terwijl die waren gebaseerd op een fors verhoogd uurtarief waarvoor geen aantoonbare contractuele grondslag aanwezig was, minst genomen het belang van Econocom volledig uit het oog verloren.
Daarnaast is gebleken dat werknemer uitgaven en bestellingen die hij in privé deed, liet factureren aan en betalen door Talent House. Dat heeft hij bijvoorbeeld gedaan bij de catering en de muzikale ondersteuning voor de 50e verjaardag van zijn toenmalige echtgenote, die volgens hem op de factuur moest worden omschreven als ‘kerstborrel’. Uit een e-mail die werknemer in december 2016 aan Talent House heeft gestuurd, volgt dat hij vraagt om in totaal € 61.577,12 aan facturen voor hem te betalen. Werknemer heeft aangevoerd dat de voornaamste reden om dit zo te structureren was om btw-voordeel te behalen en, waar het de facturen rond de verjaardag van zijn ex-vrouw betrof, omdat het feest een verrassing was en hij dit voor haar geheim wilde houden. Werknemer had zonder meer moeten begrijpen dat deze privégunsten zich niet verhouden met de zakelijke belangen van Econocom. Werknemer heeft ter zitting aangegeven dat hij een privélening aan Talent House had verstrekt. De bedragen onder de post ‘zakelijk’ zagen volgens hem op betalingen aan C4Horses B.V., de B.V. waarmee werknemer in privé actief was in de paardenbusiness. In eerste instantie heeft werknemer aangegeven dat de betalingen plaatsvonden in het kader van sponsoring van C4Horses door Talent House, later heeft hij het – niet nader onderbouwde – standpunt ingenomen dat het om investeringen ging. Het hof constateert dan ook dat er ook hier zonder duidelijke reden – bij wijze van sponsoring dan wel investering – betalingen door Talent House aan C4Horses werden gedaan waarvan de hoogte afhankelijk was van de verdiensten van Talent House bij Econocom. Waar dat bij de voorgaande verwijten misschien nog iets indirecter aan de orde was, is met dit verwijt glashelder dat werknemer er een direct belang bij had dat Talent House zo veel mogelijk aan Econocom kon factureren.
Door te handelen zoals hiervoor omschreven, heeft werknemer zichzelf in een situatie gemanoeuvreerd waarin zijn privébelangen (potentieel) tegenstrijdig waren aan die van Econocom. Hij was voor geldstromen voor zijn paardenbusiness (gedeeltelijk) afhankelijk van bijdragen van Talent House B.V., die daarvoor op zijn beurt weer (gedeeltelijk) afhankelijk was van Econocom. Ook heeft werknemer Talent House gebruikt om in privé btw-voordeel te behalen, terwijl Talent House een zakelijke relatie van zijn werkgever was. Hiermee heeft werknemer de belangen van zijn werkgever Econocom op onaanvaardbare wijze veronachtzaamd.
Daarbij komt dat dit niet het enige is dat Econocom aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd. Werknemer heeft ook andere zakelijke relaties goederen voor hem in privé laten betalen, zoals bijvoorbeeld de kluis die door NEG is betaald (ontslagreden 3) en de tv die is gefactureerd aan DJ Charles, een agent van Econocom die ook DJ is (ontslagreden 6). Ook hiervan heeft werknemer pas ter zitting aangegeven dat hij de bijbehorende aankoopbedragen vervolgens cash terugbetaalde aan de betreffende personen. Omdat hij dat verweer wederom niet nader heeft onderbouwd, gaat het hof daaraan voorbij. Daarnaast heeft werknemer meerdere malen niet-zakelijke uitgaven voor rekening van Econocom laten komen, zoals de advocaatkosten voor het opstellen van een contract voor een lening die hij privé had uitgegeven (ontslagreden 4) en de bloemen voor het bedrijf waar zijn dochter stage heeft gelopen (ontslagreden 7). Verder heeft werknemer een zzp’er, werkzaam bij Econocom, gevraagd een wasdroger te bestellen (ontslagreden 5). Bij dat verzoek alleen al zou men vraagtekens kunnen zetten, maar daar blijft het niet bij. Toen [naam 6] werknemer vroeg het aankoopbedrag naar zijn privérekening over te maken, heeft hij de medewerker gevraagd: ‘Graag in je maandelijkse factuur opnemen als extra uren, thanks’. De medewerker heeft in reactie daarop aangegeven dat hij in verband met belasting dan een hoger bedrag zal moeten factureren, waarop werknemer heeft geantwoord dat dit ‘bullshit’ is. Het hof volgt Econocom erin dat dergelijk gedrag van een manager richting een medewerker verwerpelijk is. De gang van zaken ten aanzien van de overname van de Ajax-seizoenkaarten van Econocom door werknemer (ontslagreden 8) is ook onbehoorlijk. Tot tweemaal toe is duidelijk aangegeven dat werknemer de kaarten pas met ingang van het seizoen 20/21 op eigen kosten kon overnemen. Dit heeft werknemer er niet van weerhouden om zelfstandig contact op te nemen met Ajax en de kaarten, zonder daarvoor een vergoeding aan Econocom te betalen, met ingang van 1 januari 2020 over te laten zetten op naam van C4Horses. Daarmee heeft hij het gezag ondermijnd en Econocom financieel benadeeld. Ten aanzien van Potje Spie (ontslagreden 2), heeft Econocom werknemer verweten dat hij gelden van Econocom heeft verduisterd. Dat hier sprake van is geweest, kan niet worden vastgesteld. De overige aangedragen ontslaggronden (nummer 9, 10 en 11) laat het hof onbesproken omdat het voorgaande al genoeg is voor de conclusie dat er sprake is van (een) dringende reden(en) voor ontslag.
Samengevat is gebleken dat het merendeel van de ontslagredenen is komen vast te staan. Het beeld dat daaruit naar voren komt, is dat van een werknemer die de belangen van zijn werkgever ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen belangen en die zichzelf boven de (gedrags)regels van de organisatie waarbinnen hij werkzaam is, heeft geplaatst. Werknemer is stelselmatig over de grenzen van het betamelijke heen gegaan, zowel waar het betreft de contacten met zakelijke relaties van zijn werkgever als waar het betreft zijn opstelling richting collega’s. Dit wringt eens te meer nu aan het gedrag van werknemers in een functie als die van werknemer hoge eisen mogen worden gesteld. Hij heeft in die rol een voorbeeldfunctie. Gelet op het aantal voorvallen waarin sprake is geweest van belangenverstrengeling, de verscheidenheid aan zakelijke relaties van Econocom die werknemer daarin heeft betrokken en de aard van de belangenverstrengeling, oordeelt het hof dat sprake is van (een) dringende reden(en) voor ontslag op staande voet.
Onverwijldheid
Econocom heeft de diverse dringende redenen gebaseerd op de uitkomsten van een op haar verzoek door Hoffman Bedrijfsrecherche in de periode februari tot april 2020 verricht onderzoek. Werknemer heeft aangevoerd dat de gronden die Econocom aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd al voor het onderzoek door Hoffmann bekend waren. Econocom heeft geen bewijs overgelegd waaruit het door haar gestelde tijdspad volgt. Bij gebrek aan inzicht in dat gestelde tijdspad, heeft werknemer betwist dat er onverwijld, namelijk spoedig nadat de relevante informatie door Hoffmann aan Econocom was verstrekt, is gehandeld. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van de feiten en omstandigheden die Econocom ten grondslag heeft gelegd aan de onverwijldheid van het ontslag op staande voet, zal het hof Econocom, op wie stelplicht en bewijslast rusten, toelaten tot het bewijs van het door haar geschetste tijdpad, gedifferentieerd naar de verschillende ontslaggronden. De slotsom is dat het hof oordeelt dat er sprake is van (een) dringende reden(en) voor ontslag op staande voet. Of het ontslag ook onverwijld is gegeven, staat nog niet vast en daarom laat het hof Econocom toe tot bewijslevering op dat punt. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.