Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Gouda), 7 september 2021
ECLI:NL:RBDHA:2021:9864
Feiten
Werkneemster is sinds 1987 werkzaam bij Gemeente Gouda in de functie van medewerker grootboek en betalingsverkeer op de afdeling Interne ondersteuning (ION). De afdeling ION is per 1 augustus 2018 opgeheven. Bij besluit van 17 juli 2018 is werkneemster met ingang van 1 november 2018 bovenformatief geplaatst vanuit haar functie van grootboekmedewerker. Op 1 november 2018 is Gemeente Gouda gestart met een van werk naar werk-traject (VWNW-traject) tot 1 maart 2021. Werkneemster heeft gesolliciteerd op diverse vacatures bij en buiten Gemeente Gouda, waaronder de functie financieel-administratief medewerker. Gemeente Gouda heeft de sollicitatie van werkneemster niet meegenomen, omdat deze tijdelijke functie geen structurele oplossing biedt voor de boventallige status. Werkneemster heeft tegen het besluit van 17 juli 2018 waarbij zij bovenformatief is geplaatst, bezwaar ingediend. Dit bezwaar is ongegrond verklaard met dien verstande dat de datum van boventalligheid is vastgesteld op 1 maart 2019. De rechtbank Den Haag heeft bij uitspraak van 23 juli 2020 het beroep van werkneemster tegen de beslissing op bezwaar gegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank was sprake van onzorgvuldige besluitvorming. Gemeente Gouda heeft onder aanvulling van de motivering een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Bij het nadere besluit is het besluit van 17 juli 2018 in stand gelaten met aanpassing van de datum van boventalligheid naar 1 maart 2019. Gemeente Gouda heeft op 24 december 2020 bij de Ontslagcommissie een verzoek ingediend tot ontslag wegens bedrijfseconomische redenen. De Ontslagcommissie heeft toestemming gegeven om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Gemeente Gouda heeft de arbeidsovereenkomst per 31 mei 2021 opgezegd. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in hoger beroep op 29 juli 2021 geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Werkneemster verzoekt Gemeente Gouda te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat vaststaat dat werkneemster per 1 maart 2019 boventallig is, nu het daartoe genomen besluit met de uitspraak van de CRvB formele rechtskracht heeft gekregen. Daarmee is sprake van een redelijke grond voor de werkgever om de arbeidsovereenkomst met werkneemster wegens bedrijfseconomische redenen op te zeggen als de werkgever heeft voldaan aan de herplaatsingsverplichtingen. Ten aanzien van de herplaatsingsmogelijkheden geldt dat de CRvB heeft geoordeeld dat Gemeente Gouda inzichtelijk heeft gemaakt waarom er geen sprake was van een passende of geschikte functie voor werkneemster. De kantonrechter ziet ook geen reden om anders te oordelen. Gemeente Gouda en werkneemster hebben het VWNW-traject van meer dan twee jaar correct verlopen. Ook heeft Gemeente Gouda gemotiveerd toegelicht waarom de functie van subsidiemedewerker en administratief medewerker niet als passend kunnen worden aangemerkt en waarom werkneemster niet is aangenomen. Tot slot heeft Gemeente Gouda gemotiveerd uiteengezet wat de aanleiding was voor het pas in juli openstellen van de vacature voor medewerker crediteuren, nadat het dienstverband met werkneemster was geëindigd. Deze vacature kwam pas na een debat binnen de gemeenteraad en het kort daarvoor beschikbaar krijgen van budget. Dat dit anders ligt, is niet gebleken. Bovendien heeft Gemeente Gouda gemotiveerd uiteengezet dat de functie van medewerker crediteuren geen passende functie voor werkneemster is. Gemeente Gouda heeft daartoe aangevoerd dat de taken van medewerker crediteuren gelijk zijn aan die van de tijdelijke functie financieel-administratief medewerker. Werkneemster voldeed niet aan de gevraagde competenties voor die functie. Ook was de vacature voor een fulltime dienstverband, terwijl werkneemster te kennen heeft gegeven niet meer dan 16 uur te willen werken, zodat herplaatsing ook daarom niet in de reden ligt. Dit alles maakt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst van werkneemster niet in strijd is met artikel 7:669 lid 1 of lid 3 onder a BW. Het verzoek van werkneemster om de arbeidsovereenkomst te herstellen wordt afgewezen.