Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 9 september 2021
ECLI:NL:RBGEL:2021:5488
Feiten
Werkneemster (thans 59 jaar oud) is vanaf juni 1998 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) een huisartsenpraktijk (hierna: werkgeefster) in de functie van doktersassistent. Werkgeefster heeft op enig moment aangegeven van plan te zijn met de medewerkers een coachingstraject aan te gaan, omdat zij van mening is dat binnen de praktijk op eilandjes wordt gewerkt. Werkneemster is hiervoor niet uitgenodigd, ‘omdat dit voor de toekomst is’. Op 18 mei 2021 heeft werkneemster huilend aan de huisarts/werkgeefster medegedeeld ontslag te nemen, omdat zij zich buiten het team geplaatst voelde. In het bijzijn van een collega heeft zij ter plekke op een papiertje geschreven: ‘Ik neem ontslag per 1 juli 2021’. De ontslagname is op 19 mei 2021 door werkgeefster schriftelijk bevestigd. Op 21 mei 2021 is werkneemster teruggekomen op haar ontslagname; zij zou dit in een opwelling hebben gedaan. Werkneemster verzoekt thans haar op 18 mei 2021 geuite opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen op grond van artikel 3:34 lid 2 BW. Bij werkneemster heeft de wil ontbroken voor haar eenzijdige opzegging, nu zij dit in een emotionele opwelling heeft gedaan en daarbij niet voldoende heeft overzien welke gevolgen het opzeggen voor haar zou hebben, aldus werkneemster.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster heeft niet enkel mogen afgaan op hetgeen werkneemster op 18 mei 2021 heeft geuit. Dit wordt als volgt toegelicht. Nu het eenzijdig nemen van ontslag ernstige gevolgen heeft voor een werknemer, mag niet te snel worden aangenomen dat de verklaring van de werknemer is gericht op vrijwillige beëindiging van het dienstverband. De werkgever moet onderzoeken of de werknemer wel echt beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft beoogd en de gevolgen daarvan heeft overzien. In dit geval kwam de opzegging voor werkgeefster totaal onverwacht. Weliswaar bestonden er bij werkneemster plannen om voor twee dagen per week elders als praktijkmanager te gaan werken, maar zover was het zeker nog niet. Voor werkgeefster moet het duidelijk zijn geweest dat werkneemster op 18 mei 2021 haar mededelingen, boos en deels in tranen, in een emotionele staat heeft gedaan. Mede tegen de achtergrond van het recente overlijden van haar moeder en een Whatsapp-bericht van de dag ervoor – waarin zij duidelijk is over de aanleiding van haar verdriet en verontwaardiging over het niet meedoen aan de coaching – moet haar gedrag, maar ook de opzegging, voor werkgeefster aanleiding zijn geweest heel goed na te gaan of werkneemster dit inderdaad wilde en of zij de gevolgen overzag. De door werkneemster afgegeven schriftelijke bevestiging van de opzegging draagt daar niet aan bij, omdat vaststaat dat zij dezelfde ochtend op verzoek van een andere medewerker van het kantoor een blanco vel heeft gepakt en daar snel een korte zin op heeft geschreven. Van een zorgvuldig werkgeefster had mogen worden verwacht dat zij niet de werkelijke wens had afgeleid uit het gedrag van werkneemster op die ene dag, maar haar een bedenktermijn had gegeven, zeker ook in het geval dat werkneemster heeft gezegd dat niet nodig te vinden. In tegenstelling daartoe heeft werkgeefster de opzegging meteen de dag erna bevestigd en is zij niet in positieve zin ingegaan op het op 21 mei 2021 door werkneemster terugkomen op die mededeling. Die termijn is relatief kort. Bij het voorgaande is van belang dat werkneemster 58 jaar was en het gaat om een 23-jarig dienstverband, werkneemster kostwinner is en inkomsten nodig heeft, terwijl sprake is van een onberispelijk arbeidsverleden. De opzegging wordt vernietigd en werkgeefster dient werkneemster toe te laten tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden onder doorbetaling van loon.