Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 12 oktober 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:9622
Feiten
Bij H8-formulier van 27 augustus 2021, bestemd voor de rol van 31 augustus 2021, heeft Laco Montferland B.V. (hierna: Laco) verzocht om doorhaling van de zaak omdat zij geen belang meer heeft bij het verkrijgen van een (her)beoordeling. Werknemer is inmiddels uit dienst ten gevolge van pensionering en Laco ‘berust’ (weliswaar zonder haar eigen standpunt in deze te wijzigen) in het oordeel van de kantonrechter in eerste aanleg. Er is geen incidenteel appèl ingesteld door werknemer. Daar waar Laco besluit om het vonnis van de kantonrechter thans ongemoeid te laten, heeft ook werknemer naar haar mening geen belang meer bij een uitspraak in hoger beroep. Laco heeft werknemer daarom gevraagd om zijn akkoord te geven op doorhaling van de procedure. Dit akkoord werd niet gegeven. Laco heeft haar verzoek om doorhaling niettemin gedaan ter voorkoming van verdere kosten en tijd voor alle betrokken partijen. Werknemer heeft met een H14-formulier van 30 augustus 2021 bezwaar gemaakt tegen het verzoek van Laco tot doorhaling. Hij kan daarmee niet instemmen. Hij wenst het door het hof opgedragen bewijs te leveren, nu hij van alle blaam gezuiverd wil worden, temeer nu Laco in haar motivering van het verzoek tot doorhaling aangeeft dat zij ‘berust’ zonder haar eigen standpunten in dezen te wijzigen. Op het moment dat hoger beroep werd ingesteld was bij Laco bekend dat werknemer zeer kort daarna met pensioen zou gaan, zodat werknemer deze redenering niet kan volgen. Het is nu aan het hof te beoordelen of werknemer, gezien de berusting door Laco en haar referte ten aanzien van de proceskosten, nog belang heeft bij een verdere beoordeling in hoger beroep.
Oordeel
Werknemer heeft in eerste aanleg kort samengevat een verklaring voor recht gevorderd dat Laco ten aanzien van het voorval op 23 januari 2018 ongegronde verwijten aan hem heeft gemaakt en hem ten onrechte een aantekening in zijn personeelsdossier heeft gegeven. Voorts vorderde hij veroordeling van Laco om de desbetreffende aantekening uit zijn dossier te verwijderen. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer toegewezen (zie AR 2021-1348). Laco heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Zij heeft vernietiging van het vonnis van de kantonrechter gevorderd en afwijzing alsnog van de vorderingen van werknemer. Met haar H-formulier heeft Laco het hof echter bericht alsnog te berusten in het oordeel van de kantonrechter in eerste aanleg. Daarmee heeft zij te kennen gegeven zich bij die uitspraak neer te leggen en aldus afstand te doen van de processuele bevoegdheid om de procedure in hoger beroep voort te zetten. Dit heeft tot gevolg dat het oordeel van de kantonrechter, waarbij de vorderingen van werknemer werden toegewezen, onherroepelijk is geworden. Laco heeft zich wat betreft de proceskosten bovendien gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarmee is het voor werknemer in het hoger beroep bestaande belang verloren gegaan. Zijn (bij inleidende dagvaarding ingediende) vorderingen zijn en blijven immers ten volle toegewezen. Dat Laco bij haar berusting aangaf haar eigen standpunt in dezen niet te wijzigen en/of dat werknemer graag van alle blaam gezuiverd wil worden, maakt het voorgaande niet anders. Dit geldt eveneens voor kosten door werknemer gemaakt ter voorbereiding op het getuigenverhoor: voor vergoeding daarvan, als door werknemer bepleit, is in het systeem van geliquideerde kosten geen plaats.