Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 17 maart 2021
ECLI:NL:RBDHA:2021:10250
Werkgever zegt arbeidsovereenkomst met langdurig zieke werkneemster na loonsanctie op zonder ontslagvergunning van het UWV. Billijke vergoeding € 1.171,12.

Feiten

Op 25 februari 2008 is werkneemster bij werkgever in dienst getreden als algemeen medewerkster. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 1.171,12 bruto per maand. Op 29 juni 2017 heeft werkneemster zich ziek gemeld. Per 25 juni 2020 is aan werkneemster een WIA-uitkering toegekend. Op 8 september 2020 heeft werkgever de arbeidsovereenkomst met werkneemster opgezegd per 30 september 2020. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd.

Oordeel

Werkgever heeft aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd omdat zij niet op de hoogte was van de geldende wet- en regelgeving. Werkgever heeft geen verweer gevoerd tegen de stelling van werkneemster dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig door werkgever is opgezegd. Deze stelling is dus in rechte vast komen te staan. Doordat de arbeidsovereenkomst op initiatief van werkgever is geëindigd, heeft werkneemster op grond van artikel 7:673 BW recht op een transitievergoeding. Omdat werkneemster niet heeft ingestemd met de opzegging en werkgever zonder toestemming van het UWV heeft opgezegd, is de opzegging in strijd met artikel 7:671 BW. Werkgever is daarom een billijke vergoeding aan werkneemster verschuldigd. Zoals reeds is overwogen, heeft werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opgezegd. Hiervoor dient werkneemster gecompenseerd te worden. Er zijn geen richtlijnen voor het bepalen van deze component van de billijke vergoeding. De wetgever heeft dit ook zo gewenst. Alles afwegende acht de kantonrechter in dit geval een bedrag van € 1.171,12 bruto (een maandsalaris) een billijke compensatie voor deze component van de billijke vergoeding. Bij de begroting van de billijke vergoeding is niet van belang dat werkgever niet heeft voldaan aan zijn verplichting om werkneemster te re-integreren. Hiervoor is werkneemster immers al gecompenseerd (en werkgever gesanctioneerd) door een verlengde loondoorbetalingsverplichting die is opgelegd door het UWV. Ook weegt bij de hoogte van de billijke vergoeding niet mee dat werkgever het loon niet tijdig heeft voldaan. Daarvoor is werkneemster namelijk gecompenseerd doordat de loonvordering (met wettelijke verhoging) zal worden toegekend. Doordat de loonvordering in deze procedure zal worden toegekend, staat ook vast dat werkneemster in het verleden te weinig loon heeft ontvangen. Werkneemster kan zich met dit oordeel (en de juiste loonspecificaties) richten tot de uitkeringsinstantie met het verzoek om een hogere WIA-uitkering toe te kennen. De gevolgen van een te lage WIA-uitkering kunnen daarom niet, althans niet zonder meer, meewegen bij de begroting van de billijke vergoeding. Op grond van de schadecomponenten die zijn besproken, becijfert de kantonrechter de billijke vergoeding op een bedrag € 1.171,12 bruto. Werkgever zal worden veroordeeld om dit bedrag aan werkneemster te betalen.