Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 29 september 2021
ECLI:NL:RBLIM:2021:7901
Feiten
Werkneemster is met ingang van 29 juli 2019 in dienst getreden bij Horeca Groep Heerlen B.V. (hierna: Horeca Groep). Iedere dinsdag moet van een Horeca Groep-vestiging de voorraad worden geteld en ingevoerd in het kassatelsysteem. Dit leidt tot de WISR: Weekly Inventory & Sales Report. Werkneemster is vanaf januari 2021, naast haar eigenlijke werkzaamheden, deze administratie gaan verzorgen. Toen de manager van Horeca Groep op 31 maart 2021 de voorraadtelling van een vestiging controleerde, constateerde hij dat de geadministreerde voorraad aanmerkelijk hoger was dan de voorraad die werkelijk aanwezig was. Daarop heeft een gesprek plaatsgevonden met werkneemster en de manager. Naar aanleiding daarvan heeft werkneemster aan de manager het volgende geschreven: “Hoi Manager, Ik snap dat ik je vertrouwen heb beschadigd. (…) Maar weet je wat. Doe dan lekker zelf die wisr. Ik heb er niet om staan springen om het te doen. (…) Je hebt de wisr nooit gereset nadat X weg was gegaan. Daardoor mis je dit ook nog.” Op 11 april 2021 heeft werkneemster zich ziek gemeld omdat zij in contact zou zijn geweest met iemand die besmet was met het coronavirus. Op 19 april 2021 heeft de manager werkneemster uitgenodigd voor een gesprek. Op 20 april 2021 is gesproken over de beëindigingsmogelijkheid met wederzijds goedvinden. Op 22 april 2021 de gemachtigde van Horeca Groep aan werkneemster meegedeeld dat geen sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden en dat Horeca Groep werkneemster op staande voet zou hebben ontslagen vanwege diefstal van kip. Werkneemster verzoekt de kantonrechter te oordelen dat de arbeidsovereenkomst door Horeca Groep is beëindigd dan wel de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toewijzing van onder meer een billijke vergoeding van € 20.300.
Oordeel
Allereerst stelt de kantonrechter vast dat Horeca Groep heeft erkend dat zij de stelling dat zij werkneemster op staande voet heeft ontslagen niet kan bewijzen. Dat zij op staande voet is ontslagen kan dan ook niet als vaststaand worden aangenomen. De kantonrechter wijst het verzoek van werkneemster om de arbeidsovereenkomst te ontbinden toe. Beide partijen zijn van mening dat de arbeidsovereenkomst onherstelbaar is verstoord. Ten aanzien van het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding beoordeelt de kantonrechter of Horeca Groep ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Al met al komt de kantonrechter tot de conclusie dat de werkgever zich niet als een goed werkgever heeft gedragen ten opzichte van werkneemster door belangrijke gesprekken niet schriftelijk vast te leggen, geen deugdelijk onderzoek te doen, te trachten de arbeidsovereenkomst te beëindigen in strijd met een afspraak met de jobcoach over de veiligstelling van de uitkeringsrechten en werkneemster kennelijk niet of onvoldoende te begeleiden bij een taak die voor de werkgever kennelijk van cruciaal belang is. Dit alles zou ernstig verwijtbaar kunnen zijn, ware het niet dat werkneemster de kantonrechter er anderzijds ook niet van heeft kunnen overtuigen dat haar van het onjuist invullen van de cijfers geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Werkneemster heeft niet kunnen verklaren waarom zij de voorraadcijfers niet correct heeft ingevoerd. Niet gezegd kan worden dat werkgever werkneemster uit het niets ter verantwoording heeft geroepen. Beide partijen hebben dus schuld aan de ontstane verstoring: werkgever omdat hij wel beschuldigingen heeft geuit, maar onvoldoende heeft onderzocht of deze terecht waren, werkneemster heeft schuld aan de verstoring omdat vaststaat dat zij de cijfers foutief heeft ingevuld en daarvoor geen verklaring heeft gegeven. Omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door Horeca Groep, wordt het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding afgewezen. Omdat geen sprake is van een opzegging door Horeca Groep is zij ook geen transitievergoeding verschuldigd.