Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 oktober 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:3176
Feiten
Voor ONS welzijn is een ondernemingsraad ingesteld. Na het aantreden van de bestuurder op 1 maart 2020 is hij een onderzoek gestart naar de stand van zaken van de organisatie. In bijeenkomsten van de ondernemingsraad op 9 juli en 20 augustus 2020 heeft de bestuurder aan de ondernemingsraad zijn bevindingen geschetst over de zorgwekkende financiële situatie van ONS welzijn en de maatschappelijke context waarin ONS welzijn opereert. Op 9 november 2020 heeft de ondernemingsraad een adviesaanvraag ontvangen over – kortweg – het voornemen om per 1 januari 2021 een bestuurlijke fusie aan te gaan met Sterker c.s en de oprichting van een koepelorganisatie. De ondernemingsraad heeft de ondernemer bij brief van 3 december 2020 laten weten dat de adviesaanvraag geen acceptabele basis kan vormen voor een verantwoorde besluitvorming en wilde informatie. In zijn brief van 9 december 2020 heeft de bestuurder punt voor punt op de verzochte aanvullende informatie gereageerd. Op 10 december 2020 heeft de ondernemingsraad een negatief advies gegeven. Daarbij is het standpunt ingenomen dat de adviesaanvraag nog steeds onvolledig was. Nadat de ondernemer op 14 december 2020 het besluit had genomen is het ingetrokken, onder de mededeling dat de ondernemingsraad aanvullende stukken zouden worden toegezonden waarna opnieuw om advies zou worden verzocht. In januari 2021 is de ondernemingsraad voorzien van diverse stukken. De ondernemingsraad is begin februari 2021 wederom verzocht advies uit te brengen. Op 19 februari 2021 heeft de ondernemingsraad opnieuw negatief geadviseerd. In verband met nieuwe ontwikkelingen heeft de ondernemer de ondernemingsraad nadien laten weten dat het voorgenomen besluit achterhaald is en niet in die vorm zal worden genomen. Op 2 juni 2021 heeft de ondernemer een nieuwe adviesaanvraag aan de ondernemingsraad toegezonden. Daarin is toegelicht dat advies wordt gevraagd over in essentie hetzelfde voorgenomen besluit, met dien verstande dat geen nieuwe koepelorganisatie meer hoeft te worden opgericht, maar het voornemen bestaat daartoe een bestaande stichting om te vormen. De ondernemingsraad heeft bij brief van 21 juni 2021 op de adviesaanvraag gereageerd en o.a. gevraagd om informatie. De bestuurder heeft bij brief van 28 juni 2021 op alle vragen gereageerd. De raad van toezicht heeft het voorgenomen besluit goedgekeurd en op 5 juli 2021 zijn beweegredenen daarvoor aan de ondernemingsraad toegelicht en onderbouwd. Op 20 juli 2021 heeft de ondernemingsraad negatief advies uitgebracht op het voorgenomen besluit. Bij brief van 29 juli 2021 heeft de bestuurder de ondernemingsraad laten weten het besluit te hebben genomen en de uitvoering daarvan te hebben opgeschort en heeft hij gereageerd op de argumenten en vragen in het negatieve advies van de ondernemingsraad. De ondernemingsraad heeft beroep ingesteld tegen het besluit ONS welzijn van 29 juli 2021 dat strekt tot het aangaan van een bestuurlijke fusie door middel van het instellen van een koepelorganisatie en de wijziging van het bestuur van ONS welzijn.
Oordeel
De Ondernemingskamer is van oordeel dat het nemen van het besluit als eerste fase in de besluitvorming op zichzelf geen afbreuk doet aan de effectiviteit van de medezeggenschap. De omvang van de adviesaanvraag is duidelijk. Er is geen reden eraan te twijfelen dat de ondernemingsraad op toekomstige besluiten die de verdere ontwikkeling van de organisatie betreffen wezenlijke invloed zal kunnen uitoefenen. De ondernemingsraad heeft nog aangevoerd dat het voorgenomen besluit een onomkeerbaar karakter heeft, waardoor de belangen van ONS welzijn na de bestuurlijke fusie niet meer afzonderlijk kunnen worden afgewogen. Voor zover dat het geval zou zijn had de ondernemingsraad dat nu al in het advies kunnen betrekken; het is in elk geval geen grond om de fasering als zodanig in twijfel te trekken. De Ondernemingskamer is verder van oordeel dat de ondernemer in het adviestraject voldoende inzicht heeft verschaft in de beweegredenen voor het voorgenomen besluit. Hoewel aan de ondernemingsraad kan worden toegegeven dat een kwantitatieve onderbouwing van de meerwaarde voor ONS welzijn van het besluit ontbreekt, moet anderzijds worden benadrukt dat de eis van een kwantitatieve onderbouwing niet in zijn algemeenheid kan worden gesteld. Voordelen laten zich niet altijd in cijfers uitdrukken. De Ondernemingskamer is van oordeel dat de ondernemer voldoende informatie heeft verstrekt over, en voldoende inzicht heeft gegeven in, de financiële gevolgen van het besluit. De (beperkte) kosten die rechtstreeks met het besluit samenhangen, zijn door de ondernemer inzichtelijk gemaakt. De financiële situatie van alle betrokken partijen is uit de recente jaarstukken bekend. De slotsom luidt dat de door de ondernemingsraad aangevoerde feiten en omstandigheden, ieder afzonderlijk dan wel in onderlinge samenhang bezien, niet kunnen leiden tot het oordeel dat ONS welzijn bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Dit brengt mee dat het verzoek van de ondernemingsraad zal worden afgewezen.