Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/P.M.T. Cargo Secutity B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 5 oktober 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:3003
Loonstop was niet terecht omdat werknemer niet naar de bedrijfsarts kon komen. Tweede loonstop eveneens onterecht, omdat werknemer vanwege medicijngebruik niet in staat was aangeboden werkzaamheden in het tweede spoor te verrichten.

Feiten

Werknemer is van 15 maart 2013 tot 1 december 2019 bij P.M.T. Cargo Secutity B.V. (hierna: PMT) in dienst geweest in de functie van beveiliger, laatstelijk tegen een salaris van € 1.989,60 bruto per vier weken, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de cao particuliere beveiliging (hierna: de cao) van toepassing. Artikel 72 lid 1 van de cao bepaalt onder meer: ‘(...) In het tweede ziektejaar behoudt de werknemer doorbetaling van het ziektegeld tot 85% (…)’. Op 29 augustus 2016 is werknemer uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid is werknemer niet belastbaar geweest voor arbeid. Op 17 december 2019 hebben werknemer en PMT een vaststellingsovereenkomst getekend, waarmee het dienstverband met wederzijds goedvinden per 1 december 2019 is beëindigd. Ten aanzien van de finale kwijting zijn partijen in de vaststellingsovereenkomst een uitzondering overeengekomen met betrekking tot de tussen partijen gerezen discussie over het vanwege de loonstaking over de periode van 2 juli tot 27 augustus 2018 niet betaalde loon. Werknemer heeft in eerste aanleg gevorderd PMT te veroordelen tot betaling van € 4.938,40 bruto, zijnde onder meer het salaris over de periode 2 juli 2018 tot 27 augustus 2018. De kantonrechter heeft 85% van het achterstallige salaris over de periode 2 juli 2018 tot en met 17 juli 2018, vermeerderd met vakantiegeld en de overige emolumenten, alsmede de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente, toegewezen. Werknemer is hiervan in hoger beroep gekomen.

Oordeel

De kantonrechter heeft de loonstop over de periode 2 tot en met 17 juli 2018 niet terecht geacht, omdat werknemer voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij op 2 juli 2018 niet naar de bedrijfsarts kon komen. De kantonrechter acht de loonstop vanaf 18 juli 2018, en tot 27 augustus 2018, wel terecht, aangezien werknemer aangeboden werkzaamheden bij een andere werkgever (tweede spoor) heeft geweigerd. Het hof acht de loonstop ook vanaf 18 juli 2018 niet gerechtvaardigd, nu voldoende aannemelijk is dat aan werknemer door Munckhof werkzaamheden als chauffeur waren aangeboden, maar werknemer hier vanwege zijn medicijngebruik niet toe in staat was. Het betroffen derhalve geen passende werkzaamheden. Bovendien was aan werknemer niet onverwijld voorafgaand aan het opleggen van de loonstop aangezegd dat nu juist dit de grond was voor het opleggen van de loonstop. Werknemer heeft niet gegriefd tegen de overweging en het daarop gebaseerde oordeel van de kantonrechter dat gedurende het tweede ziektejaar slechts aanspraak bestond op 85% van het loon. Aan werknemer zal daarom over de periode 18 juli tot 27 augustus 2018 85% van zijn salaris (dat € 1.989,60 bruto per vier weken bedraagt, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten) worden toegekend. Werknemer heeft onweersproken gesteld dat zijn reguliere salaris inclusief vakantietoeslag en onregelmatigheidstoeslag € 123,46 bruto per dag bedraagt. Hij heeft ook onweersproken aangevoerd dat de gehele periode 2 juli tot 27 augustus 2018 veertig werkdagen omvatte. Door de kantonrechter was (85%) van het loon over de periode 2 tot en met 17 juli 2018 toegewezen, naar het hof aanneemt derhalve 12 werkdagen. Thans zal daarom worden toegewezen (85%) van het loon over de resterende 28 werkdagen, zijnde een bedrag van 85% x 28 x € 123,46 bruto = € 2.938,35 bruto. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum en met de wettelijke verhoging, die wordt beperkt tot 20%. De grief slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal gedeeltelijk worden vernietigd.